Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Deportatie en vernietiging Joodse volksdeel Tilburg

Deportatie en vernietiging Joodse volksdeel Tilburg
Deportatie.jpg

Joden in Tilburg

Op 1 januari 1942 wonen er in Tilburg 364 Joden, waaronder 170 vluchtelingen (Duitse Joden en Joden uit Oost-Europa).[1] Hiervan overleeft 63,9% de Shoah. Veel Joden duiken onder in Tilburg of de naaste omgeving. Van de 164 onderduikers overleven er 124. Opvallend is dat het overlevingspercentage onder de vluchtelingen beduidend hoger is dan onder de Nederlandse Joden. In 1943 telde Tilburg 45 gemengd-gehuwde Joden, dertig mannen en vijftien vrouwen. Enkelen van hen waren ook katholiek of protestants gedoopt.

Maatregelen, gericht tegen Joden

Al meteen na de Duitse inval wordt de Joden het leven gaandeweg onmogelijk gemaakt. Ze mogen niet meer bij de Luchtbeschermingsdienst werken, Joodse ambtenaren en hoogleraren worden ontslagen, ze mogen zich niet meer inschrijven aan een universiteit, ze mogen niet meer naar de bioscoop, ze mogen niet meer naar cafés, restaurants, bibliotheken en zwembaden, parken en plantsoenen worden verboden gebied, ze mogen alleen maar tussen drie en vijf uur 's middags in niet-Joodse winkels komen, hun persoonsbewijzen worden gemarkeerd met een ‘J’, ze mogen zonder toestemming niet meer reizen of verhuizen, ze kunnen niet meer vrij beschikken over hun vermogen en moeten kunstvoorwerpen, edelstenen en sieraden van goud en zilver inleveren, Joodse kinderen moeten naar speciale Joodse scholen, Joodse ondernemingen worden ‘geariseerd’ en krijgen een door de Duitsers aangestelde bewindvoerder. Met ingang van 3 mei 1942 zijn Joden verplicht om op hun kleding een gele zespuntige ster te dragen.[2]
Op 20 januari 1942 vindt nabij Berlijn de ‘Wannseeconferentie’ plaats waarbij besloten wordt tot een ‘definitieve oplossing’ voor het ‘Jodenvraagstuk’.

Jodenster, op een jas genaaid. (Collectie NIOD 164881)

Op de vlucht

In mei 1940 en kort daarna vluchten 23 in Tilburg wonende Joden naar het buitenland. Een van hen, Siegfried Meijer, wordt in Frankrijk opgepakt en gedeporteerd naar Auschwitz waar hij wordt vermoord. In december 1941 ondernemen Bertram Polak, Franz Robert Spier, Justine Leonie Spier-Bendien en Alfred Samuel de Wit een poging om per boot Engeland te bereiken. Er blijkt echter verraad in het spel. Ze worden gearresteerd en komen alle vier om in een concentratiekamp.

Dreiging van deportatie

Op 13 mei 1942 wordt David Gersons om onduidelijke redenen gearresteerd. Hij wordt weer vrijgelaten, maar op 23 juni moet hij zich melden bij de Sicherheitsdienst in Den Bosch. Hij komt eerst in de Polizeigefängnis Haaren terecht en vervolgens in Westerbork. Vandaar wordt hij gedeporteerd naar Mauthausen waar hij op 11 oktober 1942 omkomt.
Omdat de dreiging van deportaties al enige tijd in de lucht hangt doen sommige mensen nog een vluchtpoging of duiken alvast onder. Op 15 juli 1942 houdt de politie na een tip op de Broekhovenseweg de bus van Tilburg naar Bladel aan. De vijf inzittende Joden worden gearresteerd: Jonasz Jeret (Breslau (DE) 1923), Marcus Leib Kupferschmidt (Keulen (DE) 1914), Alex Toncman (Oss 1908), Johanna Toncman-de Hartog (Rotterdam 1910) en hun pleegzoon David Strauss (Michelstadt (DE) 1930). David Strauss wordt vermoord in Sobibor, de drie mannen komen om in Mauthausen, Johanna Toncman sterft in Auschwitz.
Op 25 juli 1942 blijken Heinz Louis Markus Abramczyk en zijn vrouw Ella Abramczyk-Rubinstein spoorloos. Ook Erich Berwin (Nakel (DE) 1891), Richard Meijer (Keulen (DE) 1909), Günther Weil (Heidelberg (DE) 1913) en Heinz Wolfgang May zijn met onbekende bestemming vertrokken.
Op 31 juli 1942 moet Joseph Gompers zich melden voor het werkkamp Twilhaar bij Nijverdal, waar hij dwangarbeid verricht. Hij wordt in oktober naar Westerbork overgebracht en vandaar op 19 oktober naar Auschwitz gedeporteerd. Daar overlijdt hij op 28 februari 1943.
Op 21 augustus 1942 houdt de politie in de woning van J. Coolen aan de Atelierstraat 87 drie onderduikers aan: Eljasz Brisz, Chaja Cywia Brisz-Zoludkowska en Gerszon Brisz. Zij komen om in Auschwitz.

Katholiek gedoopte Joden

Naar aanleiding van de Jodenvervolging sturen de Nederlandse kerkgenootschappen op 11 juli 1942 een protesttelegram naar de Duitse autoriteiten. Dit telegram wordt op 26 juli in alle kerken voorgelezen. Als represaille laten de Duitsers op zondag 2 augustus in het hele land katholiek gedoopte Joden arresteren en naar kamp Amersfoort overbrengen. In Tilburg worden acht personen gearresteerd, vijf vrouwen en drie mannen.[3] Zeven van hen mogen korte tijd later weer naar huis. Paulina Hollander gaat via kamp Amersfoort naar Westerbork. Vandaar gaat zij op 17 augustus op transport naar Auschwitz waar zij bij aankomst op 19 augustus vermoord wordt.

Eerste deportatie, 28 augustus 1942

Op 14 juli 1942 vindt het eerste transport plaats van Amsterdamse Joden naar Westerbork en de volgende dag rijdt de eerste trein van Westerbork naar vernietigingskamp Auschwitz. De eerste deportatie van Joden in Tilburg vindt plaats op vrijdag 28 augustus 1942. Twee dagen eerder heeft de politie 126 oproepingskaarten verspreid waarop staat dat men zich in de BBA-loods bij het station moet melden voor ‘werkverruiming’ in Duitsland. Van de opgeroepenen komen er vijftig niet opdagen: 16 zijn niet (meer) aanwezig op hun woonadres en 34 verschijnen niet. Van degenen die zich aanmelden worden er 51 (voorlopig) vrijgesteld. Op het station in Den Bosch worden nog vier personen teruggestuurd. De anderen gaan via Den Bosch naar station Hooghalen in Drenthe. Vandaar moeten ze te voet naar het vijf kilometer verderop gelegen kamp Westerbork[4] Naar Westerbork gaan: Elisabeth Agsteribbe, Samuel Agsteribbe, Gerda Blumenstock, Gerson Blumenstock, Mirel Blumenstock-Krieger, Edmond Buchen, Isaak Buchen, Manfred Buchen, Rosa Buchen-Landesmann, Chaim Czapnik, Fanny Czapnik, Leo Leib Czapnik, Salomon Czapnik, Frajdla Czapnik-Grynszpan, Estella van Dam, Eliazer Gosselaar, Else Grödel-van Lier[5], Carla Grödel, Getrud Cere Moses, Levi Nathan Leeuwarden (1894–1967) en Kathe Leeuwarden-de Vries (1898–1963). Wie vanaf Den Bosch ook meegaat naar Westerbork is Abraham Elie (Bram) van Dam. Hij was op 10 juli ondergedoken maar werd opgepakt en komt op 18 juli in de Polizeigefängnis Haaren terecht. Vijftien personen uit Tilburg gaan op 31 augustus op transport naar Auschwitz, de vijf leden van het gezin Czapnik volgen op 4 september. Levi Leeuwarden en zijn vrouw blijven achter in Westerbork, op 21 april 1943 worden ze naar Theresienstadt gedeporteerd. Ze overleven de oorlog en komen op 13 juni 1945 terug naar Tilburg.

Gearresteerd en gedeporteerd, september 1942–december 1942

  • 10 september. Hella Dywan verhuist naar Amsterdam; later duikt zij onder in Nieuwersluis. Zij komt om in Auschwitz.
  • 15 september. Aan de Trouwlaan worden Marcus Snijders en Esther Snijders-Swaab uit Amsterdam aangehouden. Esther komt in 1942 om in Auschwitz, Marcus komt om in 1944, ‘ergens’ in Midden-Europa.
  • 16 september. De Vreemdelingendienst arresteert Zalma Nusym Czapnik, zijn vrouw Priscilla Czapnik-Israel en de in 1936 in Tilburg geboren tweeling Fanny Francis en Simon Sidney Czapnik. Omdat Priscilla de Engelse nationaliteit bezit, overleeft het gezin de oorlog.
  • 17 september. In Den Bosch wordt David Leibu Barasch aangehouden. Hij komt om in Auschwitz.
  • 18 september. Hertha Gottschalk was met haar kinderen Elise Hollander en Leo Hollander (1922-2010) opgeroepen voor deportatie maar zij vlucht met Elise naar Frankrijk. Daar is zij opgepakt en op 18 september via Drancy naar Auschwitz gedeporteerd. Leo overleeft de oorlog.
  •  ? oktober. De politie arresteert Alfred Deen. Hij wordt op 19 oktober gedeporteerd naar Auschwitz.
  • 28 oktober. Op het station in Tilburg arresteert de politie Willem Stodel uit Den Haag. Hij komt in 1945 om in een buitenkamp van Auschwitz.
  • 4 november. Fritz Cohen (Kiel (DE) 1902) wordt gearresteerd en door de Sicherheitspolizei naar Den Haag overgebracht. Hij wordt later weer vrijgelaten en duikt onder. Hij overlijdt in Haarlem op 7-10-1943. Zijn vrouw Grete Katz overleeft de oorlog.
  • 11 november. Bertha Lorber-Holler, Koningstraat 42 en twee kinderen van haar broer Jacob, Margot (1930) en Heinz (1933), zijn voortvluchtig. Bertha wordt in België opgepakt en via Mechelen gedeporteerd naar Auschwitz. De kinderen overleven de oorlog in een weeshuis.
  • 12 november. De politie arresteert op verzoek van de Sicherheitspolizei Herman Klein, Magdalena Hollander en Georg Ollendorff. Klein en Hollander worden in Auschwitz vermoord, Ollendorf overleeft de oorlog.
  • 12 december. De politie houdt op het station in Den Bosch Bernard Kellerman aan. Hij wordt in Sobibor vermoord.
  • 23 december. De politie houdt bij Van Oudheusden aan de Koningshoeven 283 drie ondergedoken kinderen aan: Sofie Mia van Bueren (Zandvoort 1932), Jette de Lange (Deventer 1932) en Leo Ossendrijver (Leiden 1937). Sofie en Leo worden in Sobibor vermoord en Jette in Auschwitz.

Overleden, gearresteerd, gedeporteerd, januari 1943-april 1943

  • 17 januari. Rika Rebecca de Groot overlijdt in een Tilburgs pension aan de gevolgen van een illegale abortus. Haar man en dochter duiken onder en overleven de oorlog.
  • 21 januari. Caroline Josine Emma Moerel wordt vanuit Het Apeldoornsche Bosch naar Auschwitz gedeporteerd en vermoord.
  • 19 februari Max Marcus en Selma Marcus-Neumann worden gearresteerd op hun onderduikadres aan het Goirkepark 43 (Julianapark). Ze worden in Sobibor vermoord.
  • 9 maart. Flora Swartenberg-Schepp wordt vanuit Amsterdam overgebracht naar Westerbork en vandaar naar Sobibor. Flora woont slechts korte tijd in Tilburg. In juli 1942 gaat zij naar Amsterdam.
  • 10 maart. Op hun onderduikadres in Breda worden Emanuel Mendels, Martha Mendels-van Engel en Kitty Mendels aangehouden. Ze worden in Sobibor vermoord.
  • 12 maart. Emanuel Kellerman wordt in zijn woning aan de Ververstraat gearresteerd. Hij wordt in Sobibor vermoord.
  • 13 maart. Op hun onderduikadres aan het Molenbochtplein 35 worden Coenraad Mandaat en Sara Rodrigues gearresteerd en in een huis aan het Molenbochtplein 17 arresteert de politie Benjamin Duis en Gracia Duis-Rodrigues. Benjamin Duis komt in 1945 om in Middel-Europa, de drie anderen worden in Sobibor vermoord.
  • 31 maart. Op hun onderduikadres aan de Magazijnstraat 6 worden Lodewijk Hertz, Klara Hertz-Dahl en hun zoon Erich aangehouden. Erich wordt in Vught doodgeschoten, zijn ouders worden in Sobibor vermoord.
  • 2 april. In een viswinkel wordt Aranka Salz-Pollak aangehouden omdat ze daar op een verboden tijdstip is en geen ster draagt. Later die dag wordt ook haar man Naftali Salz gearresteerd. Ze worden in Sobibor vermoord.
  • 2 april. Siegfried Leeuwarden (1925) wordt overgebracht naar Westerbork. Hij overleeft de oorlog.
  • 2 april. Thomas Daniel Stiel (1919) wordt naar Vught overgebracht en komt op 9 april aan in Westerbork. Hij overleeft de oorlog.
  • 4 april. De zussen Amalia Adelberg-Hartog en Sebilla Hartog benemen zich van het leven door de gaskraan open te draaien.
  • 8 april. Op het politiebureau wordt Salomon Hollander aangehouden en de volgende dag overgebracht naar Westerbork. Hij wordt in Sobibor vermoord.

Tweede deportatiegolf, 9 april 1943

Op 29 maart 1943 wordt een beschikking bekendgemaakt van Rauter, de hoogste SS-er in Nederland,[6] dat met ingang van 10 april een verblijfsverbod geldt voor alle Joden in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Bij de plaatselijke politie moeten ze een reisvergunning[7] afhalen, waarna ze vervolgens kunnen vertrekken naar kamp Vught of (de zieken) naar Westerbork. Vijfenveertig personen komen in aanmerking voor transport naar Vught of Westerbork (en vervolgens deportatie naar Auschwitz of Sobibor. Acht duiken onder, een overlijdt tijdens de onderduik en drie zijn later alsnog opgepakt.[8] Rechtstreeks naar Westerbork gaan: Johanna Hänchen Asch-Landau, Friederica van Lier-Leven, Alfred Löwenstein en Henriette Löwenstein-Rindskopf.
Naar kamp Vught gaan: Alfons Blum, Simha Blumenfeld, Minna Blumenfeld-Kampler, Edith Cohen-Posner, Lore Cohen, Arthur Paul Czellitzer, Levie Drukker, Roza Drukker-Pels, Kalman Färber, Hinda Färber-Marmor, Sara Frankenhuis, Adolphina Frankenhuis, Henriette Frankenhuis, Francisca Frankenhuis, Robert Busnac, Paulina Gompers-Hollander, Anna Gompers, Maria Anna Catharina Gompers, Mina Klein-Hollander, Paul Clemens Meyer-Udewald, Ruth Meyer-Udewald, Joan Anna Meyer-Udewald, Robert Meyer-Udewald, Salomon Mozes, Kaatje Mozes-Zilverberg Roosje Salka Mozes, Martha Mozes, Horst Eichenwald, Philip Roeg, Sara Roeg-van Praag, Helene Roeg en Selma Adele Roeg. Slechts vier van hen overleven en keren terug naar Tilburg: Ruth Meyer Udewald (1902–2001), Robert Meyer Udewald (1929–1998), Martha Mozes (1925–1997) en Philip Roeg (1902–1981).

Gearresteerd en gedeporteerd 10 april 1943-december 1943

  • 17 april. Op hun onderduikadres Daendelsstraat 72 worden Paul Dannenberg, Wally Dannenberg en Emma Dannenberg-Wolff aangehouden. Ze worden in Sobibor vermoord.
  • 21 april. Op hun onderduikadres Oisterwijksebaan 85 arresteert de politie Raphaël Montezinos, Clara Montezinos-Zwaap, Isaäc Roozendaal, Celma Roozendaal-Druif en Harriëtte de Groot-Roozendaal. Raphaël Montezinos komt om in werkkamp Dorohucza, de vier anderen worden in Sobibor vermoord. De man van Harriëtte de Groot, Levie de Groot, ondergaat hetzelfde lot. De kinderen Salomon (1938) en Elly (1942) Montezinos, Rebecca (1939) en Meijer (1941) Roozendaal en Marco de Groot (1939) overleven de oorlog.
  • 3 mei. Op hun onderduikadres aan de Groenstraat 87 arresteert de politie Donald en Catharina Mendels. Ze worden in Sobibor vermoord.
  • 16 mei 1943. Friedericke Hené-Stern overlijdt op haar onderduikadres Elzenstraat 88A (nu Prunusstraat 30). Zij is daar in de tuin begraven en na de oorlog herbegraven op de Joodse begraafplaats aan de Delmerweg.
  • 19 mei. Op zijn onderduikadres aan de Alleenhouderstraat 22 wordt Francois Busnac gearresteerd. Hij wordt in Sobibor vermoord.
  • 31 mei. Arrestatie in Breda van Karola Spanier. Zij staat op de lijst van 9 april, maar duikt onder. Ze wordt in Auschwitz vermoord. Haar kostganger Kurt Mendel, die ook op de lijst staat, overleeft de oorlog.
  • 1 juni. Overbrenging naar Vught van Willy Deen, Käthe Deen-Wolff, Helga Deen, Klaus Gottfried Albert Deen, Hartog Benjamin van Dam, Maria van Dam-van Geens, Jakob de Wilde, Hanna de Wilde-Smeer en Gerda Nothmann.[9] Gerda Nothmann (1927–1999) overleeft de oorlog als Philips-meisje in Vught, alle anderen worden in Sobibor vermoord.
  • 3 juni. Hermann Simon Steinberg en Adelheid Steinberg-Cats worden op het station in Breda gearresteerd. Zij waren sinds 8 maart spoorloos. Ze worden in Sobibor vermoord.
  • 5 juni. Louis Gersons, zijn vrouw Martina Gersons-van Gelder en hun zoons Hans en Magnus verhuizen van Tilburg naar Amsterdam in het kader van de verplichte ‘concentratie’ in Amsterdam van Joden uit de provincie. Daar worden ze gearresteerd en op 29 september overgebracht naar Westerbork. Ze komen om in Bergen-Belsen. De jongste zoon Magnus (1934–2019) overleeft de oorlog.
  • 5 juni. Kurt Löwenstein en Rosa Löwenstein-Eis verhuizen van Tilburg naar Amsterdam in het kader van de verplichte ‘concentratie’ in Amsterdam van Joden uit de provincie. Daar worden ze gearresteerd. Op 20 juni 1943 worden ze overgebracht naar Westerbork. Kurt Löwenstein komt om in werkkamp Dorohucza, zijn vrouw en zijn moeder worden in Sobibor vermoord.
  • 15 juni. In de Buurtstraat houdt de politie Joseph Samson (1891–1971) en zijn dochter Lore (1925–2009) aan. Zij worden gedeporteerd naar Theresienstadt maar overleven de oorlog. De vrouw van Joseph Samson, Alice (1894–1950) en hun zoon Alfred (1922) duiken onder in Westelbeers. Ook zij overleven de oorlog.
  • 7 juli. In hotel Riche wordt Friedrich Stein (1909) aangehouden. Hij komt om in Auschwitz.
  • 13 juli. De Ommense politie arresteert aan de Korvelseweg het echtpaar Jacobus van Dam (Nijmegen 1883) en Bertha van Gelder (Groningen 1897). Ze worden in Auschwitz vermoord.
  • 4 augustus. Op hun onderduikadres Sevenhoekstraat 64 worden Samuel Lisser en Anna Lisser-de Groot gearresteerd. Ze worden in Auschwitz vermoord.
  • 14 augustus. Joseph Marcus Cohen wordt naar Westerbork overgebracht. Joseph Cohen is gemengd gehuwd, maar moet wel een ster dragen. In 1943 duikt hij onder in Hillegom, waar hij gearresteerd wordt. Hij wordt in Auschwitz vermoord.
  • 14 oktober. Op hun onderduikadres J.P. Coenstraat 41 worden Izaak Frank en Rebecca Frank-Rootveld gearresteerd. Ze worden in Auschwitz vermoord.
  • 21 oktober. In een huis aan de Blazoenstraat arresteert de politie Benedictus Fransman en Pauline Fransman-Goldstein. Later die dag worden in een huis aan de Leenherenstraat Caroline Fransman en in een huis aan de Slotstraat Jonas Samuel Fransman en Mary Fransman-van der Stam gearresteerd. Mary Fransman is hoogzwanger; op 1 november bevalt zij in het Sint Elisabethziekenhuis van een dochter, Jopie Paulina. Caroline Fransman (1919–2012) ontkomt aan deportatie door voor de SD Joden te verraden. Na de oorlog krijgt zij hiervoor twaalf jaar gevangenisstraf. De andere leden van de familie Fransman worden in Auschwitz vermoord.
  • 11 november. De Ommense politie arresteert de gemengd-gehuwde Cornelia Balk-Klein. Ze wordt in Auschwitz vermoord.
  • 16 november. In een huis aan de Bredaseweg houdt de SD uit Den Haag vier onderduikers aan. Een van hen, Leizer Sonnenberg (1894), wordt in Auschwitz vermoord, de andere drie komen in Westerbork terecht maar overleven de oorlog.
  •  ? december. Leonie Hoepelman en haar oudste zoon Marcel worden in België aangehouden. Leonie komt in 1945 om in Ravensbrück, Marcel komt in een dwangarbeiderskamp terecht en overleeft de oorlog.
Renée Moser en Gerard Brouwer. De vader van Renée, Max Moser, was lid van de Joodse Raad. Het gezin Moser overleefde de oorlog.

Deportatie Joodse Raad

Op 29 september 1943 zijn de nog in Tilburg aanwezige functionarissen van de afdeling Tilburg van de Joodse Raad met hun gezinnen gearresteerd en via Westerbork gedeporteerd. Vijf van hen komen begin 1945 om: Henri Gersons, Frida Gersons-van Embden, Bernard Gersons, Frederika Gersons-Gomperts en Hannelore Strauss. De twee dochters van Bernard en Frederika Gersons, Elly (1918–1998) en Helène (1919–1968), Max Moser (1900–1973), zijn vrouw Batseba Moser-Pimentel (1904–1982) en hun kinderen Reneé (1928–2011) en Freddie Robert (1937) en Joseph Pimentel (1903–1957) overleven de oorlog.

Gebeurtenissen in 1944

  • 14 januari. In de Noordstraat worden Eugène van Messel en zijn vrouw Antje van Messel-Mogendorff (1905–1956) aangehouden. Zij zijn in het bezit van valse persoonsbewijzen. Hun arrestatie leidt tot de (mislukte) moordaanslag op NSB-politieagent Gerrits.
  •  ? januari. Arrestatie van Alfred Levy en Jeanne Levy-Rosenberg. Zij zijn in januari 1944 gearresteerd en op 27 januari naar Westerbork overgebracht. Alfred Levy komt om in Auschwitz. Jeanne overleeft meerdere concentratiekampen en keert in 1945 terug naar Tilburg, waar haar drie kinderen ondergedoken zijn. In 1949 emigreert zij met haar kinderen naar Israël.
  • 18 maart. In het Wilhelminakanaal wordt het lichaam gevonden van Salomon Gersons.
  • 31 maart. Vier gemengd gehuwde vrouwen worden gearresteerd, overgebracht naar het Huis van Bewaring in Den Bosch en vervolgens naar Westerbork. Twee van hen[10] zijn korte tijd later weer vrijgelaten, de andere twee, Henriëtte Janssens-Wertheim (1878–1953)[11] en Esther van Spaandonk-Hollander (1890–1951) zijn op 31 juli naar Theresienstadt gedeporteerd. Zij keren in 1945 terug naar Tilburg.
  • 1 april. Jacob van Leer komt aan in Westerbork. Het is niet bekend waar en wanneer hij gearresteerd is. Hij wordt in Auschwitz vermoord. Zij ouders duiken onder in Tilburg en overleven de oorlog.
  •  ? april. Arrestatie van Samson Wijnberg, Betje Wijnberg-Mendels en hun dochter Clara Alida.[12]
  • 23 april. Nechmije Stiel komt om het leven bij een aanval door geallieerde vliegtuigen. Vanaf maart 1944 zijn gemengd-gehuwde Joodse mannen, waaronder tien uit Tilburg, tewerkgesteld in Havelte (Drenthe) bij de aanleg van een vliegveld.
  • 2 augustus 1944. In het ouderlijk huis van Jef van Bebber aan de Korenbloemstraat 137 worden acht onderduikers gearresteerd: Fritz Siegfried Roos, zijn vrouw Elisabeth Culp, hun kinderen Bernd en Anita (1925–2003), Kaatje Gersons-Hartog, Louis van Leeuwen, Alexander van Leeuwen en Henriëtte van Leeuwen-Gerson. [13]
  • 3 augustus. Op twee verschillende onderduikadressen arresteert de politie Sofie Culp-Fränkel en Alexander Gerson. Zij worden in Auschwitz vermoord.
  • 9 augustus. Op hun onderduikadres arresteert de politie het uit Hengelo afkomstige echtpaar Israël Mogendorff (1875) en Cato Mogendorff-Kets de Vries (1879) en hun zoon Abraham (1911). Het echtpaar wordt in Auschwitz vermoord, Abraham komt om in Stuttgart.
  • 11 augustus. Op last van de SD worden Salomon Moerel en Clara Moerel-Visser op hun onderduikadres gearresteerd. De twee zoons, Maurits en Henri, zijn elders ondergedoken en overleven de oorlog.
  • 13 augustus. In Huize Nazareth arresteert de politie de zesjarige Samuel Max Akker. Hij wordt in Auschwitz vermoord.
  • 14 augustus. Arrestatie op last van de SD van Hans Badmann op zijn onderduikadres Capucijnenstraat 102. Hij wordt in Auschwitz vermoord.
  • 19 augustus. De Staatspolitie Den Haag en SD Velp arresteren Philippus van Rhijn, Ida van Rhijn-Ossedrijver en haar dochter Henriëtte. Henriëtte overleeft de oorlog.
  • 21 augustus. De SD Velp arresteert Edith Bartels op haar onderduikadres in Apeldoorn. Haar ouders overleven de oorlog door onder te duiken en keren na de oorlog terug naar Tilburg.

Struikelstenen

De eerste struikelstenen in Tilburg zijn in april 2010 geplaatst voor het huis Dapperstraat 1 waar het gezin Van Dam woonde. Inmiddels liggen er in Tilburg – verspreid over de stad – 54 struikelstenen.

Bronnen

Regionaal Archief Tilburg

Literatuur

Externe links

Individuele personen

Kampen

Overige links

Noten

  1. Onderzoek van Jardena Gil (symposiumbundel 2016). Volgens De Beer en Kobes (‘Het leven gebroken’ 2002) woonden er op 1 oktober 1941 in Tilburg 256 Nederlandse Joden en 176 vluchtelingen. Croes en Tammes (‘Gif laten wij niet voortbestaan’ 2006) geven een totaal aantal van 333.
  2. Zie https://www.jck.nl/nl/longread/chronologie-van-de-jodenvervolging voor een uitgebreid overzicht.
  3. Het zijn: Anna Debora Evers-Mandaat (1922–1984), Sardina Betsij Hermans-Brommet (1898–1976), Paulina Hollander (1883–1942), Grietje Janssens-Cohen (1884–1960), Henriette Janssens-Wertheim (1878–1953), François Busnac (1890–1943, zijn moeder was katholiek), Josef Hirsch (1887–?) en Arnold Lebram (1887–?).
  4. Een spoorverbinding van Hooghalen naar Westerbork kwam pas eind oktober 1942 gereed.
  5. Haar man, Karl Grödel was op 31 december 1941 overleden aan een hartinfarct. Hun zoon Eddy (1928) was ondergedoken in Nijmegen maar wordt opgepakt en in 1943 in Sobibor vermoord.
  6. Zie: Gerritse, Theo, Rauter. Himmlers vuist in Nederland (Amsterdam 2017)
  7. Ze mogen immers zonder toestemming niet meer reizen.
  8. Fritz Cohen overlijdt in Haarlem, opgepakt en vermoord zijn Samuel Moerel, Clara Moerel-Visser en Karola Spanier. Martha Cohen-Marcus (1877–1955), Kurt Mendel (1920–1996) en Maurits (1914–1979) en Henri (1920–2012) Moerel overleven de onderduik.
  9. Gerda Nothmann was als pleegkind opgenomen in het gezin van Willy Deen.
  10. Grietje Janssens-Cohen (1884–1960) en Maria van der Plas-de Vries (1883–1977)
  11. Een zoon van Henriëtte Janssens-Wertheim, Petrus Janssens kwam in 1945 om in Bergen-Belsen.
  12. Het is niet bekend waar en wanneer ze gearresteerd zijn. Op 20 april 1944 komen ze in Westerbork aan. Betje en Clara worden in Auschwitz vermoord, Samson Wijnberg overleeft de oorlog, hertrouwt en emigreert in 1951 naar Australië.
  13. Anita Roos en Henriëtte van Leeuwen-Gerson overleven als enigen de oorlog.