Trappisten
In 1884 gingen de trappisten hier ook bier brouwen (trappistenbrouwerij). In 1891 werd het klooster verheven tot abdij, een zelfstandig klooster van een oude orde met aan het hoofd een abt. Onder leiding van de eerste abt, Willibrord Verbruggen, werd begonnen met de bouw van een nieuw klooster, een neogotisch ontwerp van Hubert de Beer. In 1893 verhuisden de trappisten naar dit complex, sindsdien Abdij van O.L. Vrouw van Koningshoeven genaamd.
De communiteit bleek zeer levenskrachtig en in 1900 werd vanuit Koningshoeven de Abdij Maria Toevlucht in Zundert gerealiseerd, in 1902 gevolgd door een klooster in het Belgische Charneux. Op aandringen van vrouwelijke familieleden van de monniken werd in 1936 in Berkel-Enschot een trappistinnenklooster (trappistinnen) gebouwd. Koningshoeven stichtte verder abdijen in Indonesië (1953) en Kenia (1958).
Na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal intredingen af en verlieten velen het klooster. De gemiddelde leeftijd van de monniken steeg, waarmee ook de zorg voor hen toenam. In 1997 werd besloten om de meest hulpbehoevenden te verhuizen naar een verzorgingshuis. Een jongere groep abdijbewoners maakte een doorstart en liet het abdijcomplex restaureren. Tegenwoordig wonen en werken op Koningshoeven zo’n twintig monniken, in de leeftijd van 22 tot 88 jaar.