Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Weterings, Adriana Jacoba Wilhelmina

Ad Weterings
Bidprentje Adriana Jacoba Wilhelmina Weterings.jpg
Ad Weterings
Volledige namen Adriana Jacoba Wilhelmina
Geboortedatum 19-08-1927
Geboorteplaats Gilze
Adres Lange Wagenstraat 17 - toen A389
Woonplaats Gilze
Overlijdensdatum 26-02-1945
Plaats van overlijden Gilze
Bijzonderheden Omgekomen bij de inslag van een V1

Kun je het levensverhaal van dit oorlogsslachtoffer aanvullen? Of heb je een foto gevonden die we kunnen digitaliseren? Op de hoofdpagina van portaal Gilze en Rijen zie je hoe te reageren. Wij nemen graag contact met je op!


Weterings, Adriana Jacoba Wilhelmina (geboren Gilze, 19-08-1927 – gestorven Gilze, 26-02-1945), dochter van Adrianus Weterings (1893 – 1981) en Adriana Maria Botermans (1893 – 1970).

Achtergrond

Ad Weterings werd op 19 augustus 1927 in Gilze geboren als dochter van Adrianus Weterings, wagenmaker en Adriana Maria Botermans, huisvrouw. Ze was het zesde kind uit een gezin van twaalf, vijf jongens en zeven meisjes. Twee van deze twaalf kinderen, een broertje en een zusje, overleden in 1923 en 1925, respectievelijk 9 en 17 dagen oud. In de oorlogsjaren kreeg het gezin het wéér zwaar te verduren. De inslag van een V1 in de Lange Wagenstraat op 26 februari 1945 – Gilze was al bevrijd – kostte niet alleen het leven aan de zeventienjarige Ad, maar ook aan haar jongste zusje, de negenjarige Riet. Drie jaar later kreeg het gezin nóg een vreselijke boodschap te verwerken. Op 6 maart 1948 kwam zoon Toon op 21-jarige leeftijd in voormalig Nederlands-Indië om het leven.

Gezin Weterings, vlnr Stan, Toon, Vader, Jeanne, Ad, Riet, Jos, Corry (later zuster Antonius), Piet, Will, An, Moeder
De meisjes Weterings, vlnr Riet, Corry, Will, Jeanne, Ad, An
De jongens Weterings, vlnr Stan, Jos, Toon, Piet

Gebeurtenis

Het verhaal over de inslag van de V1 in de Lange Wagenstraat in Gilze vind je achter deze link

V1 in Gilze, Lange Wagenstraat – 26 februari 1945

Verhaal gezin Weterings door de ogen van zusje Jeanne

Wat er zich op die rampzalige dag bij het gezin Weterings afspeelde, kan zusje Jeanne (geboren 16-08-1930) zich als 92-jarige nog goed herinneren. Ze was 14 jaar toen de V1 op hun huis viel. “Ik was in de keuken voor de Engelsen de letters RAF op voetbalshirts aan het borduren. Voor ieder shirt kreeg je een tablet chocola en dat wilde je wel. Rietje was ook in de keuken, want het was tegen twaalven, tijd om de tafel te dekken voordat ze ’s middags naar school moest. Want dat ging toen zo in Gilze, de jongens gingen ’s morgens naar school en de meisjes ’s middags, omdat er ruimtegebrek was. Rietje was het jongste zusje; een lief meisje met een lief gezichtje. Ad was zich boven aan het omkleden om ‘s middags naar haar werk bij Smolders koekfabriek te gaan. Daar werkte ze op kantoor. Als kind had ze vanaf haar 9e een poosje bij tante Cor en oom Drik in Princenhage gewoond. Zij hadden geen kinderen en wij hadden een groot gezin. Bij terugkomst haalde ze haar typediploma. Ad was een heel vlot meisje. Ze zag er precies uit als op de foto van het bidprentje, want die is daags voor de V1-inslag gemaakt. Ze had een vriend, Wim van Eijck uit Hulten.

Ad kreeg een herinneringsplaatje op het Oorlogsmonument in Gilze

Ik heb Rietje niet meer gehoord na de inslag en Ad heb ik ook niet meer gezien. Zelf zag ik de kapotte waterleidingbuis in de keuken en het water dat in stralen naar beneden liep. Ik heb om hulp geroepen en twee mannen hebben me uit de puinhopen gehaald. Mijn hand hing er los bij, de pezen waren doorgesneden, maar ik voelde daar eigenlijk niets van. Te voet hebben ze me naar Dr. Hoeks gebracht. Daar was het verschrikkelijk druk en hij heeft er provisorisch een verband omheen gedaan. Gewonden werden daarna achterin de bak van een legervrachtwagen naar Prinsenbosch gebracht. Daar stonden meer dokters klaar. Ik moest op een brancard gaan liggen en ben nog een keer verbonden. Toen brachten ze ons naar het Laurensziekenhuis in Breda, maar dat lag vol. Dus vervolgens naar het Ignatiusziekenhuis, maar dat was óók vol. Weer terug naar het Laurens en daar ben ik als laatste geopereerd. We lagen op de gangen te wachten en ik weet nog dat een mevrouw uit Gilze vroeg of ik honger had en me een boterham gaf.

Van de operatie weet ik niets meer. Ik denk dat we daar enkele weken zijn gebleven. Mijn moeder op dezelfde zaal als ik en ook mevrouw Vromans van de bakker uit Gilze lag daar. Ieder weekend kwam bakker Vromans op z’n fiets naar het ziekenhuis met twee boodschappentassen vol met broodjes. Ik stond dan al voor het raam naar hem uit te kijken en riep: ‘Hij komt eraan!’. Pa en Toon lagen ook in het ziekenhuis op de mannenafdeling, maar we konden niet naar elkaar toe. Toon had een hersenschudding en wilde toch met alle geweld naar huis. Er werd daar hout gestolen dat we hadden liggen; mensen hadden dat in die tijd hard nodig. Thuisgekomen heeft hij de hond aan een lange ketting gelegd om het hout te bewaken. Mijn oudste broer Piet was niet thuis toen de V1 viel. Hij zat bij de ondergrondse; mijn ouders wisten dat niet.

Ons gezin werd eerst bij de nonnekes in het bejaardenhuis opgevangen, daarna mochten we naar een gebouw in de Raadhuisstraat waar een noodkeukentje was ingericht. Daarna kregen we een noodwoning. Kleren hadden we niet meer. Het Rode Kruis deelde die van tijd tot tijd uit. Mijn zus An ging ernaar toe. Mijn moeder deed dat niet. Will en ik zaten eigenlijk in Moerdijk op kostschool, maar de school was afgebrand en daarom was ik thuis. Na de oorlog ging ik naar Rosmalen naar kostschool. Daar is mijn broer Toon in militaire kledij nog afscheid komen nemen voordat hij naar Indië vertrok. Het is de laatste keer geweest dat ik hem gezien heb. Zijn laatste brief uit Indonesië heb ik bewaard. In Gilze is een straat naar hem vernoemd.”

Verhaal gezin Weterings door de ogen van broer Stan

Elfjarig broertje Stan (geboren 15-10-1932) was tijdens de V1- inslag nog net op school. Hij deed zijn verhaal 75 jaar later in de Documentaire Overleven in de schaduw van het vliegveld deel 1 en deel 2 en op de pagina ‘Onder de rook van het vliegveld’ in Weekblad Gilze en Rijen. In december 2020 is Stan op 88-jarige leeftijd overleden.

Hij vertelde onder andere over de voltreffer van de V1: “Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Het was plusminus 12.00 uur, de school in de Raadhuisstraat was net aan het uitgaan. De platen vlogen van de geblindeerde ramen en we hoorden een klap van jewelste. We zagen één grote donkere wolk. Er was een bom gevallen, later zou blijken bij ons thuis, maar dat wisten we op dat moment nog niet. We liepen snel naar huis en wat zagen we? Eén grote puinhoop. Er was werkelijk niks meer van over.

Ravage in de Lange Wagenstraat na de inslag van de V1

Wat nou? Ik zag de ziekenwagens aankomen, meest militaire wagens, die brachten alle doden en gewonden naar het ziekenhuis. Ja, wat nou, wat nou? Links en rechts kwamen mensen aangelopen. Ze pakten me vast, wilden me wegbrengen. Maar ik wilde natuurlijk niet. Dan kon ik niet zien wat er allemaal gebeurde.” Hoe vreselijk die aanblik voor een elfjarige jongen geweest moet zijn, dat laat zich raden. Stan onderbreekt op dit punt dan ook zijn verhaal en zegt: “We zullen nu een stukje overslaan, want dan komen we in een duisternis terecht die meer dan verschrikkelijk is.” Om dan te vervolgen: “Ze brachten me naar Ome Jos. Ik weet dat nog heel goed. Daar heb ik de eerste nacht doorgebracht. Ik kon natuurlijk niet slapen. Alle anderen van ons thuis lagen in het ziekenhuis. Wie zou als eerste terugkomen? En in welke ziekenhuis lagen ze? We wisten het niet, want legermensen brachten gewonden naar Breda en Tilburg. Eindelijk kwam de eerste terug, dat was m’n broer Toon die naderhand in Indonesië als militair zou overlijden. We zijn samen naar de Lange Wagenstraat gegaan. Daar was niks te vinden en niks te zien als puin, puin, puin. Maar we wilden er niet weg en sliepen die nacht met wat dekens in de houtloods, die gedeeltelijk overeind gebleven was. Samen met onze hond, die het ook had overleefd. Hoe het met de rest van het gezin ging, wisten we nog niet. Gelukkig kwam al snel de volgende uit het ziekenhuis. Maar onderdak hadden we niet meer. Toen werd ons een kamertje in het bejaardenhuis aangeboden. Na een paar dagen kwam mijn moeder terug, daarna een zus, mijn vader…. Allemaal gewond en geblesseerd, maar stillekes aan kwam het gezin zo weer een beetje bij elkaar. We misten twee zussen, die waren bij het bombardement allebei overleden.

Na nog een korte periode in het bejaardenhuis, kregen we een kamer bij de familie Van Vugt in de Raadhuisstraat. Daar hadden we iets meer ruimte. Maar we moesten ook weer gaan opbouwen en dat was niet zo eenvoudig. Mijn oudste broer die in het verzet gezeten had en nog bij de Koningin diende, kwam niet meer naar Gilze. Vader moest zelf proberen om toch weer een huis te krijgen. Dat zou een noodwoning worden. Maar om voor een woning of bedrijf een vergunning te krijgen, dat was in die tijd niet zo eenvoudig. In Brabant, Limburg en Zeeland waren heel veel mensen die opnieuw moesten starten. En wat kreeg voorrang in Nederland? In een moeilijke periode, toen het allemaal niet zo vlot ging als heden ten dage? Dat was natuurlijk de kerk. Want we waren rooms-katholiek in Brabant en dat moest voorrang hebben. En ook de industrie moest zo snel mogelijk op poten gezet worden. Dus alles wat er achteraan kwam, moest maar in de rij gaan staan voor een vergunning. Nog afgezien van de grote schaarste aan materialen. Maar met veel omwegen - hij moest ervoor naar Den Bosch, Breda, Amsterdam en Rotterdam – en met hulp van de Wagenmakersbond, kreeg mijn vader dan toch eindelijk een vergunninkje voor een noodwoning en kon de bouw beginnen. Maar ook dat was nog niet zo eenvoudig. Aanvoer van nieuwe stenen was moeilijk. In de avonduren moesten we stenen bikken, want de meeste muren waren met kalksteen gezet, dus die stenen werden weer hergebruikt. Na een jaar of anderhalf bouwen, hadden we eindelijk een noodwoning en konden we weer bij elkaar in gezinsverband doorbrengen. Vader had achter op de werft een klein hokje en kon zijn ambacht van wagenmaker weer uitoefenen, althans dat probeerde hij. Want zoon Toon zou zijn assistent worden, maar ja die moest verplicht naar Indonesië om als militair het land te dienen. En kwam nooit meer terug.”

Vader en moeder Weterings

‘Wat is een oorlog wreed en hard’

Het verdriet is groot in het gezin Weterings. Maar ze moeten door en halen zoals zoveel mensen in die tijd, vertrouwen uit het geloof. Op de bidprentjes van de meisjes schrijven de ouders: “Wat we in ruim twintig jaar onder Gods zegen hadden opgebouwd, is in een moment uiteengerukt en vernietigd. Maar de diepste wonde in ons ouderhart is het altijd schrijnend verlies van onze lieve kinderen Ad en Riet. Wat is een oorlog wreed en hard. Doch we geloven in God, in Zijn H. Wil. Met Zijn Hulp beginnen we met nieuwen moed. We geloven niet in de eeuwige dood, maar in de overgang van onze geliefde dochtertjes naar een ander beter leven”.

Gezamenlijk bidprentje van de zusjes Ad en Riet Weterings
Bidprentje van Ad Weterings



Bronnen

  • Overlijdensregister Gilze en Rijen 1945 aktenummer 11
  • Bevolkingsregister Gilze en Rijen, inventarisnummer 45 blad 283 (1926-1938) archiefnummer 2860
  • Verhalen en fotomateriaal van de familie Weterings – met dank aan Jeanne van Tilborg-Weterings en Stan Weterings

Literatuur

  • In de greep van de meedogenloze – Gilze en Rijen in oorlogsdagboeken, Verster, Noij, Pijnenburg, Aarts – 2011, Heemkring Molenheide
  • Vijf jaar luchtfront – Het vliegveld Gilze-Rijen als oorlogsveld, uitgegeven door de Gilzer Luchtvaartclub Illustrious in maart 1947, gebaseerd op aantekeningen van de gebroeders Van den Hout en Govert Aarts. Blz. 148 en 149


Externe links