Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Korte geschiedenis van de familie Vos van 1640 tot heden

zoals opgetekend door Regina H. Vos (1920-2009), achterkleindochter van Martinus Josephus geboren in 1809, in Geschiedenis van het gewone leven en lotgevallen van de familie Vos, Berkel-Enschot 1996, deel I, p. 1-4.


In het jaar 1309 leefde in deze contreien van Midden-Brabant een man die Henricus Vulpes, Hendrik de Vos, genoemd werd. Het is niet na te gaan of wij van hem afstammen, maar de mogelijkheid bestaat natuurlijk wel. Zeker is, dat in de 17e eeuw in Moergestel een familie Vos leefde, waar we wel van afstammen. Verschillende generaties leefden in Moergestel, waarvan één lid vertrok naar Helvoirt, niet zo ver er vandaan. Deze Cornelis en zijn echtgenote Anna Smolders stierven vrij jong, hun zes kinderen, vooral de jongste, vroeg wees achterlatend. Deze jongste heette Hendrik.

Hendrik was 22 jaar oud toen hij op een dag in maart 1791 naar Tilburg vertrok om zijn bruid te trouwen, Petronella Baesten. Hij was leerlooier van beroep en vestigde zich vlak bij de Goirkese kerk, een van de twee kerken in Tilburg, dat toen nog een dorp was. Of het huis er al stond of dat hij het heeft laten bouwen, is niet na te gaan. Hij had er blijkbaar behoorlijk wat grond bij gekocht, want al in 1817 verkoopt hij een strook grond van 3/4 “lopensaat”, ongeveer 12 aren, voor fl. 40,- aan de Kerk (toen nog een schuurkerk) voor de aanleg van een kerkhof. Behalve een bazaanlooierij (schapenhuiden) had hij ook een koffiehuis etc. Uit rekeningen blijkt dat hij ook bier verkocht aan de pastoor, en ook “traan” voor het orgel van de kerk. Die traan heeft met de looierij te maken. Dat terrein, waar het toen nog Veldhoven heette, lag aan een weg die leidde naar “het Goirke” en verder noordelijker naar andere Brabantse dorpen. Hij woonde dus aan een invalsweg die van het noorden kwam. Daardoor en door het feit, dat hij vlak bij de kerk woonde (de mensen moesten erg ver lopen) is het café ontstaan.

Na Hendriks dood op 15-8-1833 verdeelden zijn twee overgebleven zoons, de twee jongste, Antonius Jacobus en Martinus Josephus, het huis met grond, en zijn twee overgebleven dochters Antonia Maria en Maria Anna kregen een ander huis in de buurt. Ook had Hendrik toen nog grond in Moergestel liggen, wat blijkt uit zijn nalatenschap. Om een idee te geven wat een huis met erf in die tijd kostte: een van de dochters kreeg een huis van fl. 400,-. De twee dochters waren ongehuwd gebleven, dus waren ze allebei “dienstmeid”. Heel gewoon in die tijd, toen er voor meisjes nog niet veel anders was. Aan de twee huizen van de broers is later veel verbouwd. Martinus was bakker, zijn oudere broer Anthonie schoenmaker. Martinus had het koffiehuis erbij. In 1876 verkoopt hij alles wat betreft het koffiehuis; de rekeningen geven alles aan voor welke prijs. In 1877 verkoopt Martinus weer grond aan de Kerk, ter vergroting van het kerkhof, namelijk 53 aren, dus ruim een halve hectare voor fl. 1600,-. Aan de diverse handtekeningen van de notariële akten is dan duidelijk zijn aftakeling te zien. In 1879 sterft hij.

Aanvankelijk had zoon Willem (Wilhelmus Johannes) zijn vader Martinus in de bakkerij geholpen, zoals blijkt uit het militieregister. Maar nog maar net 21 jaar oud trekt hij er in mei 1860 tussen uit om leerlooier te worden. Hij gaat naar Drunen, noordelijker in Brabant, om looien te leren en verblijft daar drie jaar als looiersknecht. (Vroeger waren de knechten intern bij de baas.) Dan is hij weer een paar maanden thuis en in 1863 vertrekt hij naar Tongeren in België en gaat vandaar door Duitsland verder naar Wenen (Oostenrijk), vandaar naar Bordeaux in Zuid-Frankrijk, en tenslotte komt hij in Parijs terecht. Daar verblijft hij enkele jaren en dan breekt de Frans-Duitse oorlog van 1870 uit. Het voedsel wordt schaars, de mensen begonnen zelfs ratten te eten. Willem krijgt er genoeg van en gaat naar huis, het is dan 1871. In 1874 begint hij een looierij. Vreemd genoeg wordt de vergunning daarvoor door zijn broer Martinus Jacobus aangevraagd, vreemd, want die was bakker geworden. Misschien heeft het stuk grond waar hij begon (allemaal vlakbij, maar aan de andere kant van de Houtstraat) op Martinus’ naam gestaan?? In ieder geval vergrootte het bedrijf zich langzaam tot ongeveer 1900, waarna het veel sneller ging. En het heeft in ieder geval 100 jaar bestaan, wat van niet veel bedrijven gezegd kan worden. Willem trouwde in 1875. Martinus Jacobus bleef met zijn twee ongetrouwde zusters in het ouderlijk huis en was bakker. Zijn zusters begonnen een zaak onder de naam F.L. Vos naar de oudste zus, die Francisca Ludwina heette. Zij verkochten religieuze artikelen, maar maakten ook kunstbloemen en zelfs “arbusten” (het Franse woord voor “struiken”) zoals uit advertenties in de krant is te vernemen. Hun moeder woonde nog een tijdje bij hen, zij sterft pas in januari 1892. Ze heeft dus nog al haar Nederlandse klein-kinderen gekend. De bakkerij stond zelfs nog op haar naam, zo blijkt uit een adressenboek van 1879. Overigens stonden in die adresboeken alleen maar belastingbetalers...

Drie jaar na haar dood, in januari 1895, vertrekt Martinus Jacobus naar Sydney in Australië. De twee ongetrouwde zusters leefden het langst, maar zij werden geen van allen zo oud als hun moeder. Toen Martinus Jacobus naar Australië vertrok, had hij zijn huizen verkocht. Hij nam zijn bezit mee naar Australië. Moeder Anna Elisabeth Vos Verheyden had haar kinderen namelijk voor ruim fl. 10.000,- aan huizen en land nagelaten. Francisca Ludwina en Arnolda Maria leefden nog tot 1924 respectievelijk 1925. De familie Vos had toen van 1791 tot 1925 op dezelfde plek vlak bij de kerk gewoond. Geen wonder dat ze bij de Kerk en de zusters zo bekend waren! Als goed katholiek en niet arm, waren ze natuurlijk ook “weldoeners”. Bovendien, de vier zonen van Willem Vos: Sjef, Antoon, Sander en Frans Vos, woonden vlak bij elkaar aan de Goirkestraat, zodat er op een gegeven moment zes meisjes met de naam Vos op de lagere school zaten, kinderen van vier broers. Als Sander zijn zonen niet naar kostschool had gestuurd, was het op de jongensschool nog mooier geweest!


Terug naar Vos, Martinus