Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Deen-Wolff, Käthe: verschil tussen versies

(Individuele gebeurtenis)
Regel 55: Regel 55:
  
 
==Individuele gebeurtenis==
 
==Individuele gebeurtenis==
Käthe Wolff huwde in 1922 in Duitsland met haar neef Willy Deen. Bij hun huwelijk was zelfs geen geld geweest voor trouwringen. Käthe, toen weduwe van een man die gestorven was aan de Spaanse griep, bleef haar leven lang haar eerste ijzeren trouwring dragen met de oorlogszuchtige en nationalistische inscriptie ‘Gold gab ich für Eisen’. Käthe was evenals Willy afkomstig uit een familie van cultureel ontwikkelde ondernemers. De vader van Käthe Wolff was apotheker geweest, maar bekleedde later een vooraanstaande positie in een textielfabriek. Het jonge paar Deen-Wolff vestigde zich eerst in Berlijn, de stad waar Käthe juist met een promotie haar artsenbevoegdheid behaald had. Kort daarna trokken Willy en Käthe naar de havenstad Stettin. Willy Deen keerde in mei 1933 terug in zijn geboorteplaats Tilburg. Zijn vrouw Käthe volgde met de kinderen Helga Deen en Klaus Gottfried Albert Deen in september van dat jaar. Hoewel ze in Tilburg als geneeskundige stond ingeschreven, vond ze daarin geen betaald werk. Vanaf 1934 adverteerde ze onder de naam ‘Maison “Pedicure”, instituut voor wetenschappelijke huid- en lichaamsverzorging (mevr. Dr. Wolff)’. Ze gaf ook massages en fysiotherapie. Käthe moest het gezinsinkomen bijeensprokkelen want met de zeepziederij van Willy Deen werd het niks. Zij was het die binnen het gezin de toon zette voor de culturele ontwikkeling van de familie. Zo speelde Käthe samen met Eduard Dijksterhuis, leraar aan de Rijks-HBS maar vooral bekend wetenschapshistoricus, vierhandig de symfonieën van Anton Bruckner in Dijksterhuis’ villa in het lommerrijke Oisterwijk. Käthe Wolff was binnen het gezin de bindende kracht én degene die de meest uitgesproken liberale opvattingen had. Boeken die vader Deen voor de kinderen verboden verklaarde, mochten ze van Käthe wel lezen. Ook gaf zij uitgebreide seksuele voorlichting aan de kinderen. In de oorlogsjaren mochten Joodse artsen nog slechts Joodse patiënten ontvangen, waardoor de inkomsten van Käthe Wolff praktisch opdroogden. Käthe is op 1 juni 1943 gedeporteerd naar concentratiekamp Vught, Käthe kwam daar als arts te werken in het ziekenhuis. Op 2 juli 1943 op transport naar Westerbork, op 13 juli 1943 op transport naar Sobibor. Omgekomen in concentratiekamp Sobibor.
+
Käthe Wolff huwde in 1922 in Duitsland met haar neef Willy Deen. Bij hun huwelijk was zelfs geen geld geweest voor trouwringen. Käthe, toen weduwe van een man die gestorven was aan de Spaanse griep, bleef haar leven lang haar eerste ijzeren trouwring dragen met de oorlogszuchtige en nationalistische inscriptie ‘Gold gab ich für Eisen’. Käthe was evenals Willy afkomstig uit een familie van cultureel ontwikkelde ondernemers. De vader van Käthe Wolff was apotheker geweest, maar bekleedde later een vooraanstaande positie in een textielfabriek. Het jonge paar Deen-Wolff vestigde zich eerst in Berlijn, de stad waar Käthe juist met een promotie haar artsenbevoegdheid behaald had. Kort daarna trokken Willy en Käthe naar de havenstad Stettin. Willy Deen keerde in mei 1933 terug in zijn geboorteplaats Tilburg. Zijn vrouw Käthe volgde met de kinderen Helga Deen en Klaus Gottfried Albert Deen in september van dat jaar. Hoewel ze in Tilburg als geneeskundige stond ingeschreven, vond ze daarin geen betaald werk. Vanaf 1934 adverteerde ze onder de naam ‘Maison “Pedicure”, instituut voor wetenschappelijke huid- en lichaamsverzorging (mevr. Dr. Wolff)’. Ze gaf ook massages en fysiotherapie. Käthe moest het gezinsinkomen bijeensprokkelen want met de zeepziederij van Willy Deen werd het niks. Zij was het die binnen het gezin de toon zette voor de culturele ontwikkeling van de familie. Zo speelde Käthe samen met Eduard Dijksterhuis, leraar aan de Rijks-HBS maar vooral bekend wetenschapshistoricus, vierhandig de symfonieën van Anton Bruckner in Dijksterhuis’ villa in het lommerrijke Oisterwijk. Käthe Wolff was binnen het gezin de bindende kracht én degene die de meest uitgesproken liberale opvattingen had. Boeken die vader Deen voor de kinderen verboden verklaarde, mochten ze van Käthe wel lezen. Ook gaf zij uitgebreide seksuele voorlichting aan de kinderen. In de oorlogsjaren mochten Joodse artsen nog slechts Joodse patiënten ontvangen, waardoor de inkomsten van Käthe Wolff praktisch opdroogden. Käthe is op 1 juni 1943 gedeporteerd naar concentratiekamp Vught, waar zij als arts in het ziekenhuis ging werken. Op 2 juli 1943 op transport naar Westerbork, op 13 juli 1943 op transport naar Sobibor. Omgekomen in concentratiekamp Sobibor.
  
 
==Gezinsleden==
 
==Gezinsleden==

Versie van 7 feb 2013 om 15:05



Familienaam: Deen-Wolff
Voornamen: Käthe
Geboortedatum: 20.5.1894
Geboorteplaats: Nürnberg (Dld.)
Adres: Pelgrimsweg 45
Woonplaats: Tilburg
Gemeente: Tilburg
Beroep: arts en fysiotherapeute
Huwelijkse staat: gehuwd
Overlijdensdatum: 16.7.1943
Leeftijd: 49 jaar
Plaats overlijden: Sobibor
Individuele gebeurtenis: Omgekomen in het concentratiekamp Sobibor.



Individuele gebeurtenis

Käthe Wolff huwde in 1922 in Duitsland met haar neef Willy Deen. Bij hun huwelijk was zelfs geen geld geweest voor trouwringen. Käthe, toen weduwe van een man die gestorven was aan de Spaanse griep, bleef haar leven lang haar eerste ijzeren trouwring dragen met de oorlogszuchtige en nationalistische inscriptie ‘Gold gab ich für Eisen’. Käthe was evenals Willy afkomstig uit een familie van cultureel ontwikkelde ondernemers. De vader van Käthe Wolff was apotheker geweest, maar bekleedde later een vooraanstaande positie in een textielfabriek. Het jonge paar Deen-Wolff vestigde zich eerst in Berlijn, de stad waar Käthe juist met een promotie haar artsenbevoegdheid behaald had. Kort daarna trokken Willy en Käthe naar de havenstad Stettin. Willy Deen keerde in mei 1933 terug in zijn geboorteplaats Tilburg. Zijn vrouw Käthe volgde met de kinderen Helga Deen en Klaus Gottfried Albert Deen in september van dat jaar. Hoewel ze in Tilburg als geneeskundige stond ingeschreven, vond ze daarin geen betaald werk. Vanaf 1934 adverteerde ze onder de naam ‘Maison “Pedicure”, instituut voor wetenschappelijke huid- en lichaamsverzorging (mevr. Dr. Wolff)’. Ze gaf ook massages en fysiotherapie. Käthe moest het gezinsinkomen bijeensprokkelen want met de zeepziederij van Willy Deen werd het niks. Zij was het die binnen het gezin de toon zette voor de culturele ontwikkeling van de familie. Zo speelde Käthe samen met Eduard Dijksterhuis, leraar aan de Rijks-HBS maar vooral bekend wetenschapshistoricus, vierhandig de symfonieën van Anton Bruckner in Dijksterhuis’ villa in het lommerrijke Oisterwijk. Käthe Wolff was binnen het gezin de bindende kracht én degene die de meest uitgesproken liberale opvattingen had. Boeken die vader Deen voor de kinderen verboden verklaarde, mochten ze van Käthe wel lezen. Ook gaf zij uitgebreide seksuele voorlichting aan de kinderen. In de oorlogsjaren mochten Joodse artsen nog slechts Joodse patiënten ontvangen, waardoor de inkomsten van Käthe Wolff praktisch opdroogden. Käthe is op 1 juni 1943 gedeporteerd naar concentratiekamp Vught, waar zij als arts in het ziekenhuis ging werken. Op 2 juli 1943 op transport naar Westerbork, op 13 juli 1943 op transport naar Sobibor. Omgekomen in concentratiekamp Sobibor.

Gezinsleden

Käthe was gehuwd met Willy Deen en moeder van Helga Deen en Klaus Gottfried Albert Deen.

Woonadres

Pelgrimsweg 45 (Tilburg)

Literatuur

Ad van den Oord, Ronald Peeters en Ton Wagemakers, 'Helga Deen 1925-1943. Een levensverhaal van achttien jaar, drie maanden en zeven dagen', in Dit is om nooit te vergeten. Dagboek en brieven van Helga Deen 1943 (Tilburg/Amsterdam 2007) 97-136.