Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Zoete Lieve Moeder van Den Bosch

Zoete Lieve Moeder van Den Bosch
16.8 Zoete Lieve Vrouw Den Bosch.jpg

De geschiedenis van het beeld van Onze Lieve Vrouw van ’s-Hertogenbosch gaat terug tot het jaar 1380, wanneer aan de vergroting van de Sint-Janskerk wordt gewerkt. Een bouwknecht vond een lelijk oud houten beeld tussen het brandhout in de bouwloods van de Sint-Jan. Omdat het koud was, wilde hij er de houtskachel mee stoken. De bouwmeester voorkwam dit door te zeggen, dat het een Mariabeeld was en een beeld niet verbrand mag worden. De bouwknecht zette daarop het beeld in de Sint-Jan bij een beeldengroep. De mensen vonden het een lelijk beeld en wilden het er weg hebben. Een broeder, Wouterken, ontfermde zich erover en zette het op het Michael-altaar. Daar bleef het een half jaar staan, maar de plebaan wilde het ook daar weg hebben. Daarop besloot broeder Wouterken het beeld mee te nemen naar huis. Maar het beeld was plotseling zo zwaar, dat hij het onmogelijk kon verplaatsen. Hij zag daarin een teken dat het Mariabeeld in de Sint-Jan moest blijven en gaf het beeld een plaats op het Onze Lieve Vrouwekoor aan de noordzijde van het hoogaltaar. De mensen spraken echter voortdurend hun ongenoegen uit over het lelijke beeld. Enkele vrouwen, die regelmatig in de kerk kwamen, bespotten het beeld om haar lelijkheid. Een zei: Jisses, hoe lelijk is dat beeld. De nacht erop kreeg zij een verschijning van Maria, die zei: Ik ben niet lelijk, ik ben mooi in het eeuwig leven voor de eeuwige troon. Verschrikt ging de vrouw naar de Sint-Jan en deed haar verhaal. Ze geloofde in het wonderbaarlijke en liet het beeld opknappen en beschilderen. Daarop kreeg het beeld de eer, die het toekwam en kreeg het een eigen kapel in de Sint-Janskathedraal. Nog altijd is er een grote toeloop naar dit Mariabeeld, vooral in de maand mei. Bij een bedevaart te voet naar de Zoete Lieve Vrouw in Den Bosch vertrok men ’s morgens rond vier uur. Tot in de vijftiger jaren konden de bedevaartgangers ’s morgens over de Rijksweg lopen zonder last te hebben van auto’s. Bij de kathedraal in Den Bosch was het een drukte van belang. In de Sint-Jan woonde men een van de vele missen bij. Daarna aten de bedevaartgangers ergens hun meegebrachte boterhammen op. Sommigen gingen ook te voet terug naar huis. Onderweg werd wel eens aangelegd, bijvoorbeeld bij het oude café ’t Groenewoud tussen Vught en Helvoirt. Dat was natuurlijk afhankelijk van hoe men terug liep. Velen liepen binnendoor langs de IJzeren Man, de Heikant en Biezenmortel.