Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Zestiende eeuwse Spaanse edelman begraven in Biezenmortel

Zestiende eeuwse Spaanse edelman begraven in Biezenmortel
Joannes Pardo.jpeg


Zestiende eeuwse Spaanse edelman begraven in Biezenmortel
Familiewapen Pardo.jpeg

Het kerkhof van de voormalige St Josephparochie aan de Capucijnenstraat in Biezenmortel is in 1922 aangelegd kort nadat tussen de buurtschappen Biezenmortel en 't Winkel door de paters Kapucijnen een studieklooster met bijbehorende openbare kerk was gebouwd. Hendrikus van den Brand werd als eerste op 1 februari 1922 op het kerkhof begraven. Toch zijn op het kerkhof personen begraven die al voor 1922 zijn overleden. Het zijn enkele paters Kapucijnen die aanvankelijk al eerder op de pandhoven van het Biezenmortelse Kapucijnenklooster waren herbegraven. Toen het klooster in 1994 werd verkocht om er een groepsaccommodatie van te maken zijn alle graven geruimd en zijn de stoffelijke resten herbegraven op het parochiekerkhof. Jos Scheffers voerde destijds de administratie van het kerkhof en maakte ook het ontwerp voor een nieuw gezamenlijk grafmonument. Een van de herbegraven Kapucijnen was pater Marcellianus van Brugge, in 1580 (in Brugge) geboren als Joannes Pardo. Hij stamde van vaders zijde uit een belangrijke Brugse familie die zich aan het einde van de vijftiende eeuw vanuit Spanje in Brugge had gevestigd. Zijn moeder behoorde tot de edele Spaanse familie d'Espinosa. Pater Marcellianus was in 1613 de eerste overste van de Kapucijnen in ‘s-Hertogenbosch. Hij overleed in 1637 en werd begraven voor het hoogaltaar in de kapel van de zusters Tertiarissen. Na bijna driehonderd jaar werd de zielerust van pater Marcellianus verstoord toen in 1929 bij een verbouwing van de kapel de vloer opengebroken werd en men op het graf vlak voor het vroegere hoofdaltaar stiet. De zerksteen was niet meer aanwezig omdat de zusters die in het verleden verkocht hadden.

In het gemetselde graf van gewone steen werd een geraamte gevonden van een mannelijk lichaam met het hoofd gericht naar het altaar. Het geraamte lag er rustig en regelmatig bij, een bewijs dat aan dit graf nooit gewoeld is en het lijk er nog lag zoals het erin was gelegd.

Het geraamte werd eerbiedig in een loden kistje verzameld. Omdat de Kapucijnen in 1929 in Den Bosch nog niet over een eigen begraafplaats beschikten werd het kistje begraven op het kerkhof van het Biezenmortelse Kapucijnenklooster vanwaar het in 1994 werd overgebracht naar het parochiekerkhof waar het samen met de stoffelijke resten van de andere Kapucijnen in een verzamelgraf werd herbegraven.”