Verspelen
(verspeule), ov. ww., 1. kwijtraken bij het spel; ook onov.: het spel verliezen; 2. kwijtraken in andere omstandigheden, ook buiten eigen schuld, bv. een ongeboren kind of een vrouw; 3. missen in iemand, gezegd van fysieke achteruitgang: ik heb er veul on verspuls, hij is hard achteruitgegaan.