Versjes van school: Het H. Sacrament
- De brandklok klepte door het dorp,
- Met klagend angstgeluid,
- De dorpers liepen opgeschrikt,
- En schuur en woning uit.
- Zij gisten niet zij vraagden niet,
- Doch lieten huis en werk,
- Reeds sloeg de vurige rookkolom,
- Hoog uit het dak der kerk.
- De vlammen kronkelden om den nok,
- En balken stortten saam,
- Een rosse vloed brak knett’rend uit,
- Door deur en vensterraam
- En handenvringend stond de schaar,
- Naar ’t schriktoneel te zien,
- Zij wilden wel maar konden niet,
- Een hand ter redding bien.
- “Wie redt het H. Sacrament?”
- Riep de oude dorpspastoor.
- “Ik kan niet meer: Genade o God!”
- “Wie breekt de vlammen door?”
- En biddend zonk hij op de knieën,
- En heel het volk met hem,
- “O red het H. Sacrament,”
- Riep hij met zwakke stem.
- Hij riep het beurtelings en bad,
- Wat wijkt ’t volk uiteen!
- Daar komt een jongeling aangesneld,
- Met overhaaste schreên.
- Hij was op ’t veld met paard en ploeg,
- En zag den vlammengloed,
- En was toen ijlings naar ’t dorp,
- Ter hulpe heen gespoed.
- Hij hoort het roepen van de schaar,
- Haar bidden en geween,
- Drong door de muur van rook en vuur,
- Naar binnen en verdween.
- O God sta hem genadig bij,
- Een kreet was ‘t, een gebed,
- Wat duurden d’oogenblikken lang,
- Opeens; Goddank, gered!
- In ’t oog des grijzen dorpspastoors,
- Weerblonk een dankb’re traan,
- “Neen Vader de eer is niet aan mij,”
- “Ik heb mijn plicht gedaan.”
- “De vlammen weken voor mij uit,”
- “De Eng’len hielden wacht,”
- En weder spoedde hij naar ’t veld,
- Zijn dagtaak moest volbracht.
- Maar toen hij weer ter plaatse kwam,
- In ’t harde vergenoegd,
- Was door een wond’re onzichtb’re hand,
- De akker omgeploegd.