Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Veldoven

Kleine oven ergens in het veld om stenen te bakken. Steen maken was seizoensarbeid. In onze omgeving was de winter het onwerkbare jaargetijde, omdat de (nacht)vorst de baksels de das om kon doen. Het uitgraven van de leem, daar begon het werk mee, was zwaar handwerk. Het ligt daarom voor de hand dat men voor de locatie van de oven een stuk grond koos waar de leem relatief dicht aan de oppervlakte lag. De zo gewonnen leem werd al dan niet met water gemengd om zo een homogene substantie te krijgen. Vaak lag de klei dan een seizoen lang "in de rot" om de structuur ervan te verbeteren. De vormer maakte er vervolgens de gewenste stenen van, die te drogen werden gelegd. Waren de stenen voldoende gedroogd, dan begon het bakken. Op een gevlakt gebied legden de steenbakker(s) stenen plat neer (soms reeds gebakken stenen). Daarop stapelde men de te bakken stenen, met de lange, smalle kant onder. In de vrijgehouden gangen kwam het stookmateriaal, turf en/of hout, waarna het stapelen doorging, boven de stookkanalen. Ten slotte legde men bovenop weer gebakken stenen en daarop soms nog plaggen of zoden. Aan de zijkant kwamen stenen om het geheel af te sluiten en daarna werd rondom alles afgesmeerd met leem waarbij enkele trekgaten open bleven. Dan stak men de brandstof aan. De steenbakkers vulden de brandstof nog een tijdlang aan in de stookkanalen totdat de oven heet genoeg was. De stookkanalen, ook monden genaamd, sloot men dan af waarna het vuur verder zijn werk deed.