Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Sketch op bruiloft

Tot voor enkele decennia was het op alle bruiloften, maar bijvoorbeeld ook bij een 50ste verjaardag, dat de familie sketches opvoerde in de vorm van liederen op bekende melodieën of lange verzen op rijm.


Een voorbeeld:

Gedicht bij 55-jarig huwelijk van W. de Bakker – van Hal

door Riet de Bakker – van der Meijden, 19 februari 1979


  • Wij mensen zoals we hier zijn te’zaam
  • Kunnen over heel veel vertellen gaan.
  • Want ….
  • We kunnen meepraten over grote en kleine dingen.
  • Enkele wil ik hier nog eens noemen, het zijn herinneringen.
  • Vooral de kleine dingen uit vroeger jaren,
  • Zal ik proberen te vertellen, nog eens herhalen.
  • Van vroeger, weetje nog wel, dat is lang voorbij.
  • We leefden in ons dorp en op de boerderij.
  • We kwamen bijna allemaal uit een groot gezin,
  • We leefden en werkten samen en een sterk geloof zat erin.
  • Vreemd was ons niks, want we kwamen niet wijd,
  • We bleven in ons eigen buurt, het dorp bijna niet uit.
  • Nergens, als naar de kerk, naar ooms en tantes en naar de school.
  • Altijd te voet, door den akker of over het paardenspoor.
  • Soms hadden we een jas of een paar schoenen met z’n tweeën.
  • Ge wist niet anders, ge waart ermee tevreeën.
  • Feest was het als ons moeder chocolade had gezet.
  • “Ge meugt nog een twidde kümke, maar dankt aan uw bed”.
  • Ook moest je al jong meewerken.
  • ’t Rozenhoedje om de plattebuis, het moest je sterken.
  • Nieuwsgierig waart ge, war kwam een varken of kalfje vandaan?
  • Je mocht het niet weten, kijken door het lampengat, om beurten ervoor staan.
  • We gingen naar de school, bij de fraters of de zusters,
  • Soms een meester, en ge moest een tien halen voor catechismus.
  • Als je de eerste en daarna de plechtige communie had gedaan
  • Moest je alles meewerken, “ge moest uw mênneke staon”.
  • Geloof en kerk kwamen altijd vooraan.
  • Daarom kon je ook naar de eerste en de laatste mis gaan.
  • Het lof ’s zondags werd ook niet vergeten,
  • De Congregatie en de Familie hadden veel leden.
  • Een lange zwarte toog droegen de pastoor en de kapelaan.
  • De kerkbanken werden verpacht, en Moeder had de kerkgang gedaan.
  • Er was een mannen- en een vrouwenkant in de kerk.
  • Biechten en de kruisweg doen was geregeld werk.
  • Processies en bedevaarten werden overal gehouden
  • Naar Sint Job, Gerlachus, Antonius, Cornelius en de Lieve Vrouwe.
  • Schietgebedjes werden gedaan, aflaten verdiend en ook ging je pesjonkelen.
  • Met grote feesten werd het Te Deum gezongen, maar altijd thuis zijn voor ’t donkere.
  • Geen carnaval, maar vastenavond met veertig-urengebed in de kerk.
  • Uitstelling met monstrans, we maakten een doedelpot en moeder bakte struif voor na al dat werk
  • Na de zondagse mis ging moeder de boodschappen doen
  • Ze deed ze in een bonte kussensloop en zo naar huis, te voet.
  • Met Allerheiligen moest den overjas aan en met Pasen weer uit.
  • Iedereen had ene hof aan huis en enkele bomen met fruit.
  • Ge waart al boer met enkele koeien, een halfje of een geit.
  • Had je meer, dan huurde je een knecht of ook en meid.
  • Met een kaars of een petroleumlamp moest je het zien.
  • Wel vroeg opstaan, zo gauw was het niet verdiend.
  • Voor de kachel, den oven en het fornuis
  • Stond een grote mustertmijt aan huis.
  • Zelf manden maken, sop en varkensketel koken en het water putten,
  • Brood bakken, strooi en mangels snijden en groen plukken.
  • Schafttijd was het als de haver was gezaaid tot de haver werd gemaaid.
  • Oogsttijd met zicht en haak en een band moest om de gerven gedraaid.
  • Een krentenmik werd er gebakken als het kermis wordt.
  • Moeder sneed het brood en het spek tegen haar schort.
  • Een of twee keer per jaar werd er geslacht, een zeug of een varken.
  • Een goei stuk voor de pastoor, dan kwam hij ervoor bedanken.
  • Het varken werd ingezouten en ’s zondags werd de buurt of de familie verzocht
  • Op de slacht, koffie, brood, iets van het varken en een stukske worst.
  • Pronken deden we met onze poffer en onze witte muts.
  • Werd ze gewassen in Helvoirt of had je een Gestelse muts?
  • We droegen klompen, een baaie rok met daaronder een zak.
  • Een jak, hooggesloten met knoopjes. En de kleur? Altijd zwart.
  • De kleren waren voor iedereen ongeveer hetzelfde, jong zowel als oud.
  • En als we uitgingen droegen we een ketting van goud.
  • Wat een werk voor de vrouw was het wassen in de kuip.
  • Weken met soda, wassen met groene zeep, koken in het fornuis.
  • Met een plank en een borstel, later een roefel, spoelen en bleken,
  • Blauwen, drogen op de draad of de heg, er kwam veel gekeken.
  • ’s Zaterdags werd het hele huis gedaan en het koper gepoetst,
  • De klompen geschuurd en de roomkannen zonder roest.
  • Een goei kamer had iedereen, maar waarvoor?
  • Voor de goei kleren en het bezoek van de pastoor.
  • Een bruiloft, iedereen kreeg zo eens de beurt,
  • Feest, voor de familie, de meidenspinning en de buurt.
  • Een pater kwam zijn rondgang doen met voor de kiendjes een prentje.
  • Met Pasen brachten we eieren naar de pastoor en de zusters, in een mändje.
  • Een sterfgeval in huis, een strooike werd gezet aan de weg,
  • De vensters toe en rouw dragen, één jaar en een week of zes.
  • Een auto zag men zelden op straat, de dokter misschien.
  • Ge waart nooit ziek. Dus de dokter hadden we niet dikwijls gezien.
  • De schuur met grote deuren, daar stond het paard in en de kar.
  • Je had ene hoog kar, een ertkar, een stootkar, soms een rijtuig of een mallejan.
  • Wie weet nog van de baakster? Maar je mocht niks weten.
  • Ken je nog een bedstee, een bedpulling en een gestikte deken?
  • Een bank achter de tafel en een palmtakje achter het kruis.
  • Den houtbak en vaders stoel bij de plattebuis.
  • Een schort met lintjes, een pellerien. Je ging ook met de kromme arm.
  • Twee of drie keer daags aten we brood en twee keer warm.
  • Brood met spek, soep met spekzwartjes, aardappels en pap.
  • We konden gerust eten, want aardappels hadden we zat.
  • Nou willen ze alles weer terug van vroeger, het haargetuig, de zicht en de haak,
  • De dorsvlegel, de korenzeef, de eg en de boterstaaf.
  • Zelfs de romkan heeft zijn dienst gedaan.
  • Ge ziet ze niet meer aan de weg, maar ge ziet ze binnen staan.
  • Waar wij ons huishouden mee verzorgden
  • Zijn nu ook antieke dingen geworden.
  • Wat was ik trots op het kabinet
  • En de klok in den herd.
  • Stolpen met Maria, het Heilig Hart en de Rozenkrans,
  • Schilderijen, beelden en het kruisbeeld onder het glas.
  • Bordjes van de schouw, de Keulse potten en de oude foto’s
  • De petroleumlamp, de stallantaarn en de mutsendoos
  • De schootkoffiemolen, de beddenpan en de kruik
  • Tabakspot, pijpenrekje, de stoof en de plattebuis
  • De koperen moor, de haal en de kolenbak,
  • Zelfs de stoel waar vader in zat.
  • Ze willen het allemaal hebben, want het is antiek.
  • Maar de harde werkelijkheid achter dit alles, dat kennen ze niet.
  • Praten en denken over al deze dingen,
  • Het zijn zomaar wat herinneringen.
  • Nu leven wij in het heden
  • Met een heel rijk verleden.