Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Muscoviters in de Geel Hoef

Eind 17de en begin 18de eeuw maakte een bende met de naam Muscoviters Midden-Brabant onveilig.

Het volgende verhaal staat opgetekend: Het is een donkere nacht op het einde van de zeventiende eeuw. Vreemde gestalten begeven zich naar de Geel Hoef in de Kuil in Udenhout. Hier wordt een vergadering belegd van de beruchte bende, die zich de Muscoviters noemt. In de gelagkamer van deze eenzaam gelegen hoeve, die tevens herberg was, zien we bij het spaarzame licht van enkele kaarsen vele ongure gezichten bijeen. Daar zit de kapitein, de leider van de bende, Willem Christiaens, een gedeserteerde soldaat, geboren in Gent, 23 jaar oud, klein en dik van gestalte, zwaarbewapend met geweer en pistolen, terwijl een dolk in zijn gordel niet ontbreekt. Naast hem Peer van de Laak, een lange vent, ook een weggelopen soldaat, geboren bij Brussel. Er zijn er te veel om op te noemen, maar we herkennen ook Jan Peters, bijgenaamd Jan Schrok, 19 jaar oud. En niet te vergeten de Tilburgse wolspinner Jan Donders, 37 jaar oud. Ook zijn er enkele vrouwen, waaronder Zwarte Kaat, de vrouw van de kapitein, de Ekster en haar moeder de oude Ekster en ook de zigeunerin Adriana Reijniers. Onder het drinken van grote potten bier wordt overlegd welke roofovervallen en diefstallen ze weer uit zullen halen. Ieder krijgt zijn werkterrein toegewezen. Maar er zijn er enkelen die ontevreden zijn en die het niet eens zijn met de leiding. De gemoederen raken verhit. Er ontstaat een handgemeen en Willem van Peerken Bos krijgt een snee over mond en kin. De kapitein neemt zijn geweer en schiet Laurens van Antwerpen, een van zijn tegenstanders, neer. Ook de luitenant laat zich niet onbetuigd en schiet Antonij Cornelis van der Elst dood. Tegen zoveel krachtdadigheid zijn de opstandelingen niet opgewassen en de vrede keert weer.

Van de bende van de Muscoviters is bekend dat een herbergier aan het Kraaiven in Tilburg, Adriaan Huismans, geroofde goederen in zijn huis verborg en die met zijn kar vervoerde om te verkopen. Hij werd een keer in Den Bosch betrapt en werd gevangengezet, maar met behulp van de muscoviter Hendrik Wichmans wist hij uit te breken en te ontsnappen.

Met Jan Peeters, bijgenaamd Jan Schrok, liep het minder goed af. Hij stond op 22 augustus 1708 terecht voor de Tilburgse schepenen. Hij zat gevangen in de kelders van het Tilburgse kasteel, waar het naar verluidt zo stonk dat het voor geen mens was uit te houden. Jan Peters had aanvankelijk alles ontkend, maar gelegen op de pijnbank en de duimschroeven aandraaiend heeft hij alles bekend. Zo had hij enige tijd geleden op een openbare weg tussen Tilburg en Berkel de molenaar van de Kreitenmolen aangevallen, geplunderd en beroofd, zijn geld afgenomen en ook zijn hemdrok. In de gevangenis had Jan Schrok de hemdrok van de Udenhoutse molenaar nog aan. Verder waren er nog vele misdaden over het hele gebied van Loon op Zand tot Poppel. En Jan Schrok had ook verteld dat gestolen goederen werden verkocht in Antwerpen door de oude en de jonge Ekster en ook door de kleine Kaat. Het vonnis van de schepenen luidde: De beklaagde is schuldig bevonden aan genoemde feiten en zal, anderen ten voorbeeld, gebracht worden op de plaats waar men gewoon is misdadigers terecht te stellen, om aldaar door de beul levendig geradbraakt te worden. Daarna zal zijn hoofd worden afgehouwen en op een pin boven op het schavot ten toon gesteld worden. Tevens wordt de gevangene veroordeeld de kosten van het gerecht te betalen. Daarna werd op de Tilburgse Heuvel een schavot opgericht en op 24 augustus om twaalf uur werd het vonnis voltrokken. De man werd op een rad gebonden, zo dat hoofd, armen en benen over de rand hingen. Daarna werden eerst de armen en de benen verbrijzeld en vervolgens de borstkas. Tot slot volgde de onthoofding en het ten toon stellen van het hoofd op een pin, als afschrikwekkend voorbeeld voor andere ‘onverlaten’.

Met de executie van Jan Schrok hielden de plunderingen niet op. Op 3 augustus 1716 staat voor de Tilburgse schepenen Adriaan Adriaansen terecht. Adriaan Adriaansen werkte samen met zijn kornuiten Hendrick van Asten, Peter Jacob Gorissen, Willem Mulders en Rochus Verbeecq. Op hun kerfstok stond onder andere een inbraak in de kelder van Peter Michiel Pieren op de Houtsestraat in Udenhout (buit: twee pond kaas, twee pond boter, een ton boter en een brood) en een inbraak bij de weduwe van Gerit Ariens van Broeckhoven in Udenhout door het openbreken van een venster (buit: kleding, zoals een neusdoek, een jongenshemdje, twee nieuwe halve hemden, een mans halfhemd, een calemineke en een streng gesponnen naaigaren).