Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Marinus van de Pas

"Oude Molen nummer C 181 in Udenhout", de boerderij van Marinus van de Pas, mag wel een bijzonder onderduikadres worden genoemd. Kort na de capitulatie van de Duitsers ontvangt zoon Jan van de Pas brieven van twee onderduikers, één in het Duits (10-6-1945) en één in het Frans (20-6-1945), brieven van Robert Wenman en Willibald Schnitzler. Het waren twee deserteurs van het Duitse leger, die in 1943 en 1944 ondergedoken zaten bij de familie van de Pas aan de Oude Molen. Beiden zijn bij de bevrijding van Udenhout als krijgsgevangene behandeld. Wenman mocht na 3 maanden gevangenschap terug naar Elzas-Lotharingen, Schnitzler is in januari 1947 uit gevangenschap in Engeland naar huis gekomen. Beide deserteurs hebben zich in hun onderduikperiode verdienstelijk gemaakt voor het verzet door fietsen en door Duitse uniformen! te regelen voor de verzetsmensen beschikbaar te stellen. Met Robert Wenman heeft de familie nog steeds contact. Naast deze deserteurs werden er bij Marinus van de Pas aan de Oude Molen regelmatig mensen ondergebracht, die aan de arbeidsdienst wilden ontkomen. Ze werden "gebracht" door leden van de verzetsgroep André uit Sprang Capelle. Onder hen was Co Hoefnagels, die in februari 1947 een uitgebreide brief schrijft over zijn wedervaren. "In juli hoop ik thuis te zijn. Geloof maar gerust, dat ik aankom als ik in Holland ben. Al heb ik zo lange tijd niets van me doen horen, denk daarom niet dat ik vergeten ben, wat u allemaal voor mij gedaan hebt. Dat is iets wat je nooit vergeet. Als ik nog denk aan de tochten, die wij van u uit maakten naar de Amerikanen, bij Giersbergen en aan de pogingen om door de linies te komen met berichten voor de geallieerden. Weet u nog die twee jongens die ondergedoken lagen in dat hok daarachter en de gehele dag maar bezig waren om tabak te snijden. Willie heette de ene, de andere weet ik niet meer. Als ik denk aan de appels die wij naar binnen geslagen hebben en de grote hoeveelheden pap." Ook een Joodse man is op de boerderij van Marinus van de Pas ondergedoken geweest. Mien Dankers-van de Pas, toen als jong meisje thuis op de boerderij, weet zich te herinneren, dat die onderduiker gewoon met hen varkensvlees mee-at. Tot overmaat van ramp werd op de boerderij ook nog een Duitse officier ingekwartierd, een bange man, die alleen een kamer beneden wilde. Dit laatste is de redding geweest van de onderduikers. Op een vrijdagavond werd bij een razzia van de Duitsers de boerderij omsingeld. Mien van de Pas laat de "Polizei" binnen en neemt de agenten meteen mee naar de kamer van de officier die niet thuis is. Jan van de Pas wordt als arrestant meegenomen, maar de rest van de boerderij werd niet doorzocht. Jan is later op de avond ongedeerd thuisgebracht. Het was dezelfde avond dat de "Grüne Polizei" de boerderij van Bart van den Brand in brand stak, omdat ze er onderduikers vond.