Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Leuvense mis

De Leuvense mis was de aanleiding voor de staking van het kerkkoor in 1808. Zie Staking kerkkoor Udenhout.


In de late Middeleeuwen was de kerkmuziek zeer bepalend in de geloofsbeleving en vormgeving van de eucharistie. Er waren kerken met drie orgels waarbij een mannenkoor een meerstemmige mis zong, zo luid en langdurig dat er bijvoorbeeld een citaat van een pastoor is die zei: “Ik schreeuw er gewoon bovenuit”. Maar muziek was volgens velen in die tijd een Gods’ gave, op gelijke voet met religie. De reformatie maakte in de 16e eeuw in de noordelijke Nederlanden en ook in grote delen van Duitsland, Scandinavië en Engeland niet alleen een einde aan alle katholieke pracht en praal, maar ook aan de muzikale overdaad. De hervormden waren voor een geloof gericht op de innerlijke mens, wilden meer aandacht voor de Bijbelteksten en de preek, waar ook een gepaste liederenkeuze bij hoorde, bij voorkeur psalmen in de eigen taal. En ook het Concilie van Trente van 1562 wilde een halt toeroepen aan de overdadige weelde en de dominante plaats van de muziek. Bij ons in Brabant kwamen na 1648 de protestanten aan de macht en de katholieken konden eerst hun geloof niet openbaar uitoefenen en wat later werd gedoogd dat zij dat deden in schuurkerken. Maar ja, als vanuit een schuurkerk (een schuilkerk bij een van de gelovigen in de schuur) al teveel lawaai werd gemaakt, dan kon men rekenen op een inval van de protestantse machthebbers, een boete krijgen of erger nog een verbod om bijeen te komen in een schuilkerk. De periode van circa 1566 (het jaar van de Beeldenstorm) en zo’n tweehonderd jaar later, circa 1766, wordt in de geschiedenis van de kerkmuziek Pianissiomo genoemd.

Eind 18e eeuw kregen de katholieken steeds meer invloed. Udenhout had in 1722 al weer een eigen pastoor en in 1841 konden onze voorouders de Udenhoutse Waterstaatskerk bouwen. Het bisdom Den Bosch werd heropgericht in 1853.

Intussen was in de 18e eeuw wel een situatie ontstaan dat de muziek een dienende rol had gekregen in de liturgie. De Kerk had in totaal 18 verschillen Gregoriaanse missen, bestaande uit de bij elkaar passende gezangen van Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus en Agnus Dei. Vooral gedragen, rustige, vaak wel meerstemmige gezangen. Maar de oude cultuur van pompeuze muziek was nog niet uitgebannen. Blijkbaar had men aan de 18 officiële missen niet genoeg of voldeden die niet aan de smaak van de 18e eeuw of er was bij de musici van die tijd teveel scheppingsdrang. Hoe het zij, hier in Nederland kende men naast genoemde 18 missen ook 13 zogenoemde nieuwe missen. Deze nieuwe missen zijn tot ver in de 19e eeuw uitgevoerd. De muziekcritici van toen en later waren erg negatief over de nieuwe missen. Het was geen gregoriaans, het was geen moderne muziek, het was gewoon niks, slechts geschikt voor de prullenbak. Het was langdradig, langdurend en vervelend. Woorden als Kyrie, Sanctus en Agnus Dei werden alsmaar herhaald, steeds met andere stemmen of in meerstemmige combinaties. Een van de nieuwe missen kon alleen maar worden uitgevoerd door twee koren, die eindeloos gloria, pax en bonae bleven zingen. Soms werden de gezangen onderbroken door orgelmuziek, waarbij deze muziek niet was gecomponeerd of voorgeschreven, maar als het ware een vrij spel van de organist was.

Maar het kon nog erger. Het bleef niet bij 13 nieuwe missen. Er waren mensen en groepen die maar steeds met nieuwe missen kwamen, die van kwaad naar erger gingen als het gaat om de kwaliteit ervan. Er waren vooral vier steden van waaruit deze missen werden verspreid: Amsterdam, Keulen, Mechelen en Leuven. Deze slechte missen werden dan ook aangeduid als Amsterdamse missen, Keulse missen, Mechelse missen en Leuvense missen. Leuvense missen waren dus niet alleen van slechte kwaliteit, ze waren altijd meerstemming langdurend, steeds maar woorden herhalend en volgens de overlevering oersaai.