Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Leo van der Loo

Leo van der Loo
1 Leo vd Loo Nw Guinea (2).jpg

Leo van der Loo was van 16 oktober 1961 tot 12 juli 1963 bij de Nederlandse Marine. Begin 1962 werd hem verteld dat hij naar Nieuw-Guinea zou worden overgeplaatst voor 14 maanden. Leo werd per 17 maart 1962 gestationeerd op het marineschip de Kortenaer, dat na de Tweede Wereldoorlog door de Nederlandse overheid was gekocht van Engeland. Het was een onderzeebootjager met 4 grote kanonnen en 6 luchtdoelafweerkanonnen en 2 sets van 4 torpedolanceerinstallaties, 4 oude types dieptebommenrekken en twee dieptebommenlanceerinstallaties. Het schip had een topsnelheid van ongeveer 30 knopen (55 km per uur). Met twee van deze schepen (de Kortenaer en het zusterschip de Evertsen) moest men voor de kust van Nieuw-Guinea patrouilleren en de infiltratie van Indonesiërs voorkomen. Met de honderden eilanden tussen Nieuw-Guinea en Indonesië was dit een volkomen onmogelijke opdracht. Leo: “Wij voeren zes tot acht weken zonder onderbreking op en neer langs de kust. Dan keerden we terug om voorraad en brandstof in te slaan en enkele uren later waren we weer vertrokken. De Indonesiërs hadden moderne schepen die tweemaal de snelheid van onze oude schepen konden halen, maar nadat een van hun schepen door de Kortenaer en de Evertsen was beschadigd en een ander schip was gezonken, kwamen ze voortaan met uitgeholde boomstammen met een grote buitenboordmotor. Daarmee konden ze snel infiltreren. Wij moesten dan de mariniers overbrengen om ze op te sporen”. Op een keer was er brand op de onderzeebootjager waardoor een as krom trok met als gevolg dat de boot maar langzaam kon varen. Er werd vanuit Nederland een nieuwe as aangevoerd per boot, de Zuiderkruis, wat weken duurde. Daarna naar de haven van Hongkong, waar de as werd vervangen. Intussen maakten enkele honderden Chinezen de boot schoon, een werk van ongeveer zes weken. In Hongkong kwamen er luizen aan boord, die met de kakkerlakken die er al op leefden, het verblijf op de boot onaangenaam maakten. (Zie ook Unentse Sprokkels 9, blz. 3 t/m 19.)