Kloten
(kloo:te), 1. onhandig iets doen, hij klôt mar wa aon; 2. lummelen, rustig de tijd doorbrengen, we kloo:te vandaog mar wa, we doen het vandaan rustig aan; 3. vervelen, donderdag, lig toch niet zô te kloo:te, houw op meej dè gekloo:t, stop met vervelen.