Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Kerkgang

Een aantal weken na de geboorte van een kind, voordat de jonge moeder “op straat kwam”, was het gebruikelijk, dat zij de kerkgang deed. Vooraf maakte zij daartoe een afspraak op de pastorie. Op de afgesproken dag ging ze ’s ochtends naar de mis. De pastoor haalde haar voor of na de mis in de bank op in zijn witte albe en met een stola om. Zij kreeg een brandende kaars in haar ene hand en met de andere hand hield zij de stola van de pastoor vast. Op die manier gingen ze samen naar het Maria-altaar voor in de kerk. De moeder zette daar de kaars neer waarmee ze het kind aan de bescherming van Maria opdroeg. De pastoor en zij baden dan samen enkele gebeden. Daarna zegende de pastoor haar met wijwater. Na afloop van de ceremonie was het gebruikelijk dat de pastoor een geldoffer kreeg, dat door de jonge moeder op het altaar werd neergelegd. Van oorsprong was de kerkgang een zuiveringsritueel. Later beschouwde men het als een dankoffer voor het gezonde kind en de goed verlopen bevalling. Vele vrouwen hadden een hekel aan de kerkgang. Het was dan ook een van de eerste rituelen, die in onbruik raakten op het eind van de vijftiger jaren van de vorige eeuw.