Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Jan en Mien van Kempen - Raaijmakers

Jan en Mien van Kempen – Raaijmakers hebben de omwenteling na de AWBZ invoering van nabij meegemaakt.

Saamhorigheid

Mien Raaijmakers werkte vanaf haar 15de jaar in een gezin, maar kippenkooien schoonmaken was geen pretje. Mien wilde de zorg in, meldde zich op Assisië en na een keuring en een test kon zij beginnen op 1 januari 1967, 19 jaar oud. Mien was een van de eerste verpleegsters op Assisië. Ze kwam – zoals bijna alle nieuwkomers – te werken op een bedzaal. Dat was hard werken en de eerste dagen werd er thuis gereageerd met opmerkingen als “Wat stinkt het hier!”. Maar na veertien dagen keerde het tij. De gezelligheid onder elkaar en vooral de saamhorigheid onder het personeel – nagenoeg allemaal meiden – maakten het werk niet lichter maar wel heel prima. In september volgde de opleiding verpleegkundige Z en verplaatste het werk zich naar de Koepel, naar Vincentius en vervolgens naar Antonius. Na het behalen van het Z-diploma kwam Mien op eigen verzoek te werken op de Arbeidstherapie om de jongens ook in de werksituatie te leren kennen. Daar heeft zij gewerkt van april 1971 tot april 1972. Toen volgde ontslag vanwege zwangerschap. Later heeft Mien nog elf jaar als invalskracht gewerkt.

Begeleiden van jongens

Jan van Kempen was timmerman en in 1969 zag hij een advertentie voor een timmerman op Assisië. Hij was bij de laatste twee kandidaten maar het lot viel op de ander. Frans Kuijpers tipte Jan dat er meer leuk werk was op Assisië, met name op de Arbeidstherapie. Jan had bij voetbalclub S.v.S.S.S. ervaring in het begeleiden van jeugd. Dat lag hem wel. Het begeleiden van jongens van Assisië bij hun arbeidstherapie was dan ook een voor-de-hand-liggende stap. Jan solliciteerde, werd aangenomen en kwam te werken “bij de jeugd” in Hal 4 van de Arbeidstherapie (de afdeling Samuel 4). Jan volgde diverse opleidingen, de interne werkmeestersopleiding, een opleiding Pedagogie op de Katholieke Leergangen te Tilburg en een vervolgopleiding in Breda. Daarna werd hij een van de vier unithoofden, een leidinggevende functie. Jan heeft alles bij elkaar elf jaar op Assisië gewerkt, van 1970 tot 1981, om daarna eenzelfde functie te aanvaarden op Voorburg in Vught. Het begeleiden van de jongens, proberen zoveel mogelijk uit de jongens te halen en hen eigenwaarde te geven, dat motiveerde zeer.

Gedrag

Jan en Mien hebben beide de periode meegemaakt van de overgang van de aansturing door de medici naar de steeds grotere rol voor de pedagogen. Waar eerst het accent lag op de verstandelijke handicap en het daarmee goed omgaan kwam met de komst van de pedagogen het accent te liggen op het gedrag van de jongens met een verstandelijke handicap en het proberen om dat gedrag ten gunste voor de jongens zelf te beïnvloeden. Dat was wel even wennen, voor de jongens, maar ook voor het personeel. Een van de pedagogen probeerde het gedrag van jongens te beïnvloeden door het gedrag na te doen in de hoop dat de jongens er dan mee zouden stoppen. Zo was er een jongen die elke week wel een keer het hele servies door de ramen naar buiten gooide. En dus deed de pedagoog dat ook. Dit soort voorvallen gingen als een lopend vuurtje over het terrein. Het personeel reageerde lacherig en sprak over koekenbakkers. Het personeel vertelde de voorvallen maar al te graag aan collega’s door. “Heb je al gehoord?”. Dat is een vorm van verwerpen, maar het gekke is dat iedereen accepteerde dat het gebeurde. Er kwam geen verzet. Het zou immers verzet tegen de bazen zijn en zo waren de verplegers en verpleegsters uit Udenhout en Biezenmortel thuis niet opgevoed. Stel dat je ontslag kreeg. Daar kon je niet mee thuiskomen. Maar de omslag was gaande. Het waren de pedagogen die de eerstvolgende decennia de dominante stem hadden: Het gedrag proberen te beïnvloeden en voor sommige groepen de ambitie hebben om de jongens terug te laten keren in de reguliere samenleving.