Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Graard Pijnenburg

Graard Pijnenburg, boerde op de grootste boerderij van Udenhout en Biezenmortel

Om een indruk te geven van de grootte van de boerderij van Assisië gaan we terug in de tijd. Eind 1915 is er te Boekel een aanbesteding gedaan voor het bouwen van “eener boerderij met aanhoorigheden ten behoeve van het gesticht, voor rekening van Huize Assisië te Udenhout”. Bij de aanbesteding voor de bouw van een nieuwe boerderij hadden zich elf bouwbedrijven ingeschreven, waarvan uiteindelijk bouwbedrijf Adriaan Brekelmans uit Udenhout de laagste inschrijver was. Het bedrag waarvoor de bouw vergund werd aan Adriaan Brekelmans was ƒ20.675,- . Twee andere inschrijvers uit Udenhout waren C. Vercammen met een inschrijving van ƒ25.230,- en J.F. v d Plas met een inschrijving van ƒ24.750,-. De grootte van de boerderij, zoals die is in de dertiger jaren was, kunnen we het beste raadplegen in een geschreven verslag met bijbehorend schema, dat Graard Pijnenburg ons heeft nagelaten. Zowel het verslag als het schema betreft het jaar 1933. Huize Assisië is in die tijd nagenoeg geheel zelfvoorzienend. Geheel zelfvoorzienend zijn op het gebied van voedsel voor een dergelijk grote groep bewoners is een utopie. De kans op mislukte oogsten, ziekte onder de veestapel en het door insecten aanvreten van de voorraad was vroeger aanzienlijk. Op dat moment moet er van buitenaf aangekocht worden. Nu volgt een beschrijving van de diverse personeelsleden die op de boerderij werkten. Broeder Paschalis, hoofd van het land- en tuinbouwbedrijf, was belast met de verzorging van het vee, het hoenderpark en de zuivelbereiding. Onder diens leiding stonden vier inwonende knechten, een uitwonende arbeider en vier verpleegden. Graard Pijnenburg (bedrijfsleider van de boerderij) had vijf arbeiders en vier voorlieden werkzaam. Driek Verhoeven had de leiding over de moes- en groentetuin. Het gehele bedrijf bestond uit 20 ha bouwland, 38 ha weiland en 5 ha moestuin en boomgaard. Volgens Graard Pijnenburg waren de gewassen in 1933 vrij goed. De hooibouw bracht 62.000 kg op; het hooi was van hoge kwaliteit. De tarwe-, haver-, rogge- en bietenopbrengst was dat jaar zeer goed. De aardappelopbrengst bestond uit 70.000 kg voor consumptie en 10.000 kg voor poters. Voor het vee bleef er de hele zomer voldoende weide. Op het bedrijf werden 66 stuks vee gehouden, waarvan 40 melkkoeien, twee stieren en 24 vaarzen en kalfvaarzen. Van eigen boerderij werden koeien geslacht tot een gewicht van in totaal 7184 kg, varkens tot een gewicht van in totaal 3473 kg, 200 kippen en 498 jonge hanen. Er werd in 1933 grote schade geleden door mond-en-klauwzeer bij de koeien. Hierdoor moest een groot aantal koeien worden bijgekocht. Op het bedrijf waren drie werkpaarden en een paard voor de sjees. Als je de hoofdingang aan de voorzijde bij de boerderij binnenkwam, dan bevonden zich rechts de koeienstallen. Boven de koeienstallen waren een soort kamers ingericht, waarin aan de straatzijde broeder Paschalis sliep. Aan de zijde van de binnenplaats sliepen de inwonende knechten. Een voordeel hiervan was dat als er iets met het vee was, men snel ter plaatse kon zijn. Op de resterende zolders lag hooi, strooi en graan. Liep je helemaal door de koeienstallen, dan kon je aan het einde linksaf, waar de varkenshokken begonnen. Deze varkenshokken zijn momenteel nog in redelijke originele staat. Als je opnieuw de hoofdingang inging was rechtdoor de binnenplaats, daarachter waren de paardenstallen en de nodige stallingsruimten voor de landbouwvoertuigen. In het midden van de binnenplaats was een verlaagde mesthoop. Weer terug naar de hoofdingang, dan was links de zuivelbereiding. Verder door naar rechts begonnen de kippenkooien met buitenren. De tonnen spoeling van de diverse afdelingen werd in die tijd per kleine platte kar vervoerd naar de varkens. De kar werd getrokken door een uit de kluiten gewassen hond. Dit totdat de directie verbood een hond in te spannen. Het trekken van de kar werd later overgedragen aan een verpleegde. Dat mocht wel.