Getuig
(getög), o., 1. gereedschap; 2. mannelijk geslachtsorgaan: z’n getög afnemen, castreren; dubbelzinnig: hij haj z’n getög meegebracht.
(getög), o., 1. gereedschap; 2. mannelijk geslachtsorgaan: z’n getög afnemen, castreren; dubbelzinnig: hij haj z’n getög meegebracht.