Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Getijd

(getééjd), volt. deelw. van een niet gebruikt werkwoord tijen, tijden of getijden (niet tijgen, dat immers toog, getogen heeft). Deze werkwoorden worden in WNT als ouderwets vermeld, met de betekenis: trekken, gaan. Getééjd heb ik alleen gehoord in een uitdrukking als ik hagget nie getééjd, ik had het niet in mijn programma opgenomen, ik was het helemaal niet van plan - en ik zal het ook wel niet doen. Het veronderstelde tijden of getijden zou dus moeten betekenen: een lijstje van plannen maken, de werkzaamheden naar bepaalde tijdstippen en seizoenen indelen. Ik herinner mij het woord als archaïsch en zeldzaam.