Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Gerrit Hamers

Gerrit Hamers werd geboren in Udenhout 15 januari 1920. Hij was tegelzetter in het bedrijf van zijn vader en was vrijgesteld van militaire dienst, vanwege de grootte van het gezin, waarvan hij de oudste was en mede-kostwinner. Toen het oorlog werd en er gebrek kwam aan werk en geld, verdiende Gerrit zijn kost met het illegaal over de grens brengen van tabak en andere waren, die hier moeilijk te krijgen waren. Die waren werden 's nachts naar huis gebracht om te worden verkocht. Overdag ging hij naar onbekende plaatsen om te slapen. Vanwege de Arbeitseinsatz kreeg hij een oproep om in Duitsland te gaan werken. Hij dook in Zundert onder, maar werd daar door de Duitsers opgepikt en overgebracht naar een verzamelpunt in de Willem-II-straat in Tilburg. Na drie dagen had transport plaats naar Duitsland naar een groot gevangenkamp, waar hij zich opgaf als metselaar. Hij werd, samen met vele anderen, naar Keulen gestuurd om daken te herstellen, pannen te dekken en metselwerk te doen. Na drie dagen kwam er weer een zwaar bombardement op Keulen en alles was weer kapot. Via Bonn waar hij ook weer herstelwerkzaamheden moest doen, werd hij overgeplaatst naar Halberstadt, waar hij in een steengroeve moest werken; gaten boren. De Duitsers brachten in die gaten springstoffen aan en de joden moesten, op karren, de stenen uit de groeve halen. Heel zwaar werk waarbij veel doden vielen. Van Halberstadt naar Magdeburg, een grote stad in de buurt. Magdeburg heeft hij in een half uur tijd door de geallieerde bommenwerpers met de grond gelijk zien maken. Heel systematisch werden bommen op de stad gegooid. Hij heeft toen tien dagen achtereen lijken van slachtoffers moeten verzamelen. De stoffelijke overschotten werden op vrachtwagens gestapeld en afgevoerd. Bij een volgend bombardement werd een bunker geraakt waarvan de deuren niet goed afgesloten waren. Er zaten 600 à 700 mensen in, voornamelijk vrouwen en kinderen. Door de hevige luchtdruk waren zij allemaal dood, maar niet verminkt. Ook die mensen heeft hij uit die bunker moeten halen. Hij heeft van dat "lijkenruimen" zoals hij dat noemt, nog jaren lang een trauma overgehouden. Toen zijn ouders 25 jaar getrouwd waren mocht hij onder begeleiding met verlof. Na de bruiloft wist hij aan zijn bewaker te ontsnappen en vluchtte naar Duitsland weliswaar in de hoop dat hij dan een andere werkkring zou krijgen. Hij werd gepakt en voor straf drie dagen opgesloten in een pikdonkere bunker zonder eten of drinken. In een ton kon hij zijn sanitaire behoeften doen. De tweede dag werd hij in de bunker murw geslagen en de derde dag werd hij vrijgelaten. Hij moest beginnen met de vieze ton schoon te maken en vervolgens moest hij naar de keuken om aardappelen te schillen en etensgeuren op te snuiven. 's Middags kreeg hij van een Duitser uit medelijden een kleinigheid te eten. In notities, die Gerrit tijdens zijn verblijf in Duitsland maakte, staat o.a. te lezen: 3 Juli 1943. Heel de dag weer in Porz gewerkt. 's Avonds fijn gezwommen. 's Avonds veel lol gehad met kribben op scherp zetten. Het was al laat eer we sliepen. Weinig vermoedden we wat er boven ons hoofd hing. Om half een werd ik gewekt door het roepen van mijn kameraden: "alarm". Zoals altijd schiet ik vlug mijn schoenen en mijn militaire jas aan en snel naar de bunker. In het begin liet het zich niet ernstig aanzien. We hadden al ongeveer een kwar¬tier in de bunker gezeten toen het eerste schot werd gelost. Daarna kwam het vlug opzetten. Het kwam hoe langer hoe dichter bij. Als op een gegeven teken donderden plotseling de bommen omlaag. Het werd hoe langer hoe angstiger. Lang¬zaamaan begon het te verflau¬wen en een zucht van verlichting steeg op van zeker duizend kelen van deze opeen¬gepakte mensen in deze bunker. Deze opluchting duurde echter zeer kort. De tweede golf Engelse vliegtuigen naderde snel. Nu begon de nachtmerrie pas goed. De ene bom na de andere sloeg vlak bij de schuilkelder in, de hele bunker stond te schudden en te trillen en grote stukken steen kwamen omlaag. Een kreet van ontzetting steeg omhoog van de mensen toen er een luchtmijn op 15 meter van de bunker insloeg. In stilte nam ik afscheid van ouders, broers en zusters. We stonden allen als verlamd en werden als lege zakken door de geweldige luchtdruk heen en weer gesme¬ten. ¬Ge¬duren¬de twee uren en een kwartier heeft deze verschrikking geduurd. 4 juli 1943. Toen we buiten kwamen werden we als door de bliksem getroffen. Het hele Lager (kamp) brandde als een hel, niets bleef er van over. Doch niet alleen het Lager brandde, maar ook heel de omtrek stond in lichterlaaie. 15 Meter van de bunker af had de luchtmijn een groot gat geslagen waar een heel Udenhout in kon verdwijnen. Langzaam en behoedzaam gingen we verder, overal lagen er blindgangers verspreid, blindgangers die ieder ogenblik konden ontploffen. In de velden, op wegen, waar men maar kijken kon staken de brandbommen hun kopjes omhoog. Treurig liepen we langs de brandende resten van ons Lager. Niets was gespaard gebleven. Een eindje verder voorbij ons Lager stond een hotel in lichter laaie. Toch gingen de brandweerlieden er in om te redden wat te redden viel. De vrouw van het hotel vroeg ons nog om wat levensmiddelen uit de kelder te redden. Met acht man van ons groepje sprongen we er in. We hadden een volle teil met ingeweckt goed. Juist waren we uit de kelder of met een donderend geweld viel de gevel in. Hier was niets meer te redden. We stapten weer verder. Langs de hele weg stonden de huizen in brand. De lucht was inktzwart van de rook. Het brandde geweldig. Op het einde van de Cappellerstrasse was een grote heerboerderij getroffen. 6 Koeien lagen met brandwonden dood aan de kant. Overal loeiden de sirenes van de brandweer. De Rode-Kruiswagens reden overal rond om de doden op te halen. Vlak bij de kerk in Köln-Kalk lag een jongen van het Hollandsche bataljon. Niemand kon er bij komen, want er lag een blindganger in de buurt. Daar hoorden wij het bevel: terugtrekken naar het brandende Lager. Vlakbij de boerderij die half in elkaar gegooid was, kregen we een kop melk. Terwijl we de melk dronken ontplofte er een blindganger met zulk een klap dat we een heel eind opzij gegooid werden. Daarna was het verzamelen. Daarna trokken we met onze drie keukenwagens in de richting van Köln Deutz. We hadden veel moeite met onze keukenwagens, want overal lagen brandslangen over de weg. Na ongeveer een uur gelopen te hebben hielden we halt en kregen we de kans even langs de weg te slapen. We waren net verwilderde Russen met onze haarbossen en slaperige ogen. Om twaalf uur werden we wakker, doordat er weer alarm gegeven werd. Engelse vliegtuigen hingen boven de stad. We trokken weer terug in de richting Gremberge. Daarna langs de kazerne naar Emsen-Porz in de richting van de Wahnerheide. Dat was onze eindbestemming. Dodelijk vermoeid, met bloedende voeten en zonder eten kwamen we hier aan. Ook zonder eten naar bed. 's Nachts Köln overgebombardeerd. 5 Juli 1943. Gelukkig mochten we vandaag eens uitslapen. Ook hoefden we niet te werken vandaag. We kregen echter geen eten. Dit was dus bijna 48 uur geen eten. Een moeilijke tijd met niet meer uit te wissen herinneringen. In Magdeburg werd hij door Canadezen en Amerikanen bevrijd. Jan Elands uit Tilburg was bij hem. Met een gestolen fiets zijn zij naar de grens gereden. Daar zijn zij opgevangen door de Engelsen en na inspectie met een auto thuis gebracht op tweede Pinksterdag 1945.