Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Cornelis Couwenberg

Cornelis Couwenberg uit Udenhout is gedoopt in de kerk van Oisterwijk op zondag 11 januari 1688. Hij was de zoon van Arnoldus of Aert Couwenberg en Elisabeth van Rijswijk (2). Het gezin kreeg dertien kinderen. Op 13 september 1725 werd het ouderlijk huis van de familie Couwenberg aan de Kreitenmolenstraat in Udenhout verkocht (3). Er waren toen nog zes kinderen over, waarvan Cornelis op dat moment de oudste was. De zinsnede “zich sterk makende voor Cornelis hun absenten broeder” geeft aan dat Cornelis afwezig was. En dat klopt, want hij was, zoals we nog zullen zien, naar de Oost vertrokken. De drie broers – Adriaen, Peter en Willem – en de twee zusters – Jenneken en Maria – verkochten op deze datum het huis, schuur, schop, boomgaard, akkerland en weiland (elf lopen) aan Gerrit Peter van Broekhoven voor ƒ400. Het goed was belast met een jaarlijkse rente van ƒ20, te lossen met ƒ500 kapitaal aan Maria van Doorn. Ook was er de verplichting jaarlijks acht vaten rogge aan de Clarissen in ’s-Hertogenbosch te leveren. Het huis lag aan de Kreitenmolenstraat aan de kant van de Achthoeven, waar tegenwoordig de spoorlijn deze straat kruist.

Cornelis vertrok op 27 mei 1725 met het VOC-retourschip Aagtekerke van de Kamer Middelburg. Hij is wellicht al maanden eerder naar Zeeland vertrokken. Het voorgaande is alles wat we van hem weten.

Het VOC-retourschip Aagtekerke (4) is in 1724 gebouwd op de VOC-werf te Middelburg voor de Kamer Zeeland. Al eerder waren er twee gelijknamige schepen voor de kamer Middelburg van de VOC van stapel gelopen, maar die naam bracht geen geluk (5): een jacht, gebouwd in 1643, verging in 1650 bij Celebes, en een retourschip, gebouwd in 1720, vond in december 1721 op de kust van Plymouth haar einde. De nieuwe Aagtekerke van 1724 had een lengte van 145 voet (44 m), een laadvermogen van 425 last (850 ton), een bewapening van 36 stukken en een bemanning van ruim 200 koppen. Het begon zijn eerste en tevens laatste reis op 27 mei 1725 van de rede van Rammekens nabij de vaargeul naar Middelburg. Op die plek wachtte men op een gunstige wind. Jacob Witboom was de schipper. Naast de bemanningsleden die al in dienst van de VOC waren, monsterden er zo’n 175 nieuwe werknemers aan (6). De meesten waren zeelieden in verschillende kwaliteiten, zoals matrozen (36), hooplopers en oplopers (33, helpers van de matrozen), bosschieters (31, ervaren matrozen die ook belast waren met het afvuren van kanonnen) en zes lichtmatrozen. Er gingen vijf kwartiermeesters mee, die toezicht hielden op groepen bemanningsleden, warm eten ronddeelden en de orde bij het schaften handhaafden. Ook vijf timmerlieden kwamen aan boord om onder toezicht van de oppertimmerman te werken. Een aparte groep vormden de soldaten, waarvan er 59 mee naar de Oost gingen. Cornelis Couwenberg was een van hen.

Op 27 januari 1726 vertrok de Aagtekerke van Kaap de Goede Hoop naar Batavia. Maar het schip kwam daar niet aan (10). Op 21 oktober zonden de VOC-autoriteiten in Batavia bericht hierover aan de Heren Zeventien in de Republiek. Twee maanden later ging men er definitief van uit dat de Aagtekerke met zijn gehele bemanning vergaan was. In 1727 verongelukte weer een schip van de Kamer Zeeland – de Zeewijk – maar overlevenden wisten zich maandenlang in leven te houden op enige van de Houtman Abrolhos eilanden en bereikten later Batavia. Zij vertelden dat ze ook resten van een ander VOC-schip meenden gezien te hebben en dachten onder andere aan de Aagtekerke. Sinds mei 2019 werkt het Cultural Heritage Agency of the Netherlands samen met Australische instellingen in een project om de locatie van de Zeewijk te onderzoeken en om te proberen ook de locatie van het wrak de Aagtekerke te vinden (11). Dat zou bij de Pelsart Groep eilanden moeten liggen. Dan zouden we de rustplaats van Cornelis Couwenberg uit Udenhout weten.