Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Christ Hamers

Christ Hamers werd geboren op 12 januari 1921 in Udenhout. Hij was gekeurd voor militaire dienst en had al een oproep gehad om in Bergen op Zoom op te komen. Hij was lederbewerker bij Vos in Tilburg. De Duitse autoriteiten kwamen de fabriek inspecteren en wezen willekeurig mensen aan die in Duitsland moesten gaan werken. Aanvankelijk overgeslagen werd hij later toch op het arbeidsbu-reau ontboden en daar kreeg hij te horen, dat hij met onmiddellijke ingang naar Duitsland moest vertrekken. Onderduiken was voor hem niet mogelijk, omdat hij er geen geld voor had. In het begin van de oorlog is hij naar Bochum gegaan waar hij samen met andere Nederlanders in een barak werd ondergebracht. Vandaar moest hij in Hattingen gaan werken. Een uur in de tram. Om 6 uur beginnen met werken, dus om vijf uur in de tram, wat betekende om half vijf op. 's Avonds om 6 uur klaar, een uur met de tram naar huis. De nachtdiensten waren ook twaalf uur lang, om 6 uur 's avonds beginnen en 's morgens om 6 uur klaar. Dat duurde zo lang tot de barakken werden platgebombardeerd. Hij had toen alleen nog maar wat hij aan had. Hij kreeg bonnen en geld om kleren te kopen, maar er was niets te koop. In Hattingen werkte hij in de staalgieterij van een grote staalfabriek, te vergelijken met onze Hoogovens. De fabriek lag in een rivierdal. De barakken van de arbeiders werden na de bombardementen in Hattingen opgebouwd op een berg nabij de fabriek. Toen hoefde hij ook niet meer zo vroeg op omdat de fabriek op loopafstand van zijn barak was. In de fabriek werd hij redelijk goed behandeld. Veel honger lijden wel, maar hij verdiende zodanig dat hij af en toe toch wat geld naar huis kon overmaken. Op een zekere dag werd de fabriek gedurende twee uur gebombardeerd. De lucht was donker van de rook en het stof. De mensen die toevallig nachtdienst hadden zijn bij dat bombardement allemaal omgekomen. Christ Hamers en de overige aanwezigen in de barak zijn tijdens het bombardement de velden in gevlucht, want de schuilkelder in de buurt was niet toegankelijk voor Hollanders. De Duitsers zagen de Hollanders liever dood dan levend. Met politiehulp lukte het hun wel eens in een schuilkelder binnen gelaten te worden. Na het bombardement moest Christ de spoorlijnen mee herstellen. Hij kreeg toen eten uit de gaarkeuken en de mensen in de buurt van de spoorlijn stopten de arbeiders wel eens wat extra eten toe. Eens in de maand kreeg hij, omdat hij zwaar werk had, een extra stukje worst en een "kuch". Hij heeft tot aan de bevrijding aan de spoorlijnen gewerkt. Na de capitulatie vluchtten de militairen en lieten alles achter. Met nog een paar mensen "arresteerden" zij een motor met zijspan om zo snel mogelijk naar huis te kunnen. Na korte tijd werden zij door Engelse soldaten aangehouden, omdat zij dachten met Duitsers te doen te hebben. Zij moesten hun buit inleveren en werden meegenomen naar een kamp van de Engelsen om te wachten op transport naar Nederland. Dat was moeilijk, omdat alle bruggen kapot waren. Via België zijn zij in Maastricht aangekomen. Vandaar overgebracht naar een klooster in Cadier en Keer waar Christ 18 dagen in quarantaine werd gehouden. Een Brabantse verpleegster, die toevallig Mijnheer Van Oss, hoofd van landbouwschool uit Udenhout, kende nam een briefje mee naar Udenhout om zijn ouders te laten weten, dat hij nog leefde en dat hij snel thuis zou zijn. Dat was het eerste bericht in twee jaar dat hij naar huis kon sturen. Na 18 dagen werd hij op transport gesteld naar Eindhoven. Niemand mocht van het perron. De drang om naar huis te gaan was zo groot dat Christ toch vertrok en al liftende naar Oisterwijk kwam. Hij heeft daar van Piet van Iersel, de busondernemer, een fiets geleend en is naar huis gereden. Eindelijk thuis.