Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Bert Klijn

Tweede Wereldoorlog. Tegelijk met Pierre en Jo Baart en Jos Brekelmans werd ook Bert Klijn opgepikt. Hij woonde aan de Schoorstraat in Udenhout schuin tegenover Kasteel de Strijdhoef. Hij werd geboren op 30 maart 1921. Hoewel hij niet tot de lichting '24 behoorde, was hij toch opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Bert was in dienst van een katoenspinnerij in Tilburg, een bedrijf met een Duitse directie. Toen er in Duitsland gebrek kwam aan arbeidskrachten werden arbeiders van de fabriek in Tilburg verplicht om als uitzendkracht in Duitsland te gaan werken. Bert voelde daar niets voor en dook onder. Hij ging werken in café 'de Hooimijt' nabij de Drunense duinen, dat tevens zijn onderduikadres was. 's Avonds ging hij vaak naar huis. Op een avond in november 1943 was hij weer eens op bezoek bij zijn ouders. Een potje rikken. Het werd later dan hij erg in had. Zijn moeder drong er bij hem op aan maar niet meer naar de 'Hooimijt' te gaan, maar de nacht thuis door te brengen. "Het gaat al zo lang goed, waarom zou je niet een nacht thuis kunnen slapen?" Bert bleef thuis met het verzoek aan zijn vader hem 's morgens om vijf uur te wekken, zodat hij ongezien in de vroege morgen weer naar zijn onderduikadres kon vertrekken. Hij had een boterham gegeten en trok zijn jas aan om te vertrekken. Toen hij de voordeur open deed stond er een Duitse soldaat aan de deur met geweer in de aanslag. Bert sloeg de deur dicht en liep naar de achterdeur om de bossen in te vluchten. Ook bij de achterdeur stonden Duitsers hem op te wachten. Hij volgde dezelfde route als de gebroeders Baart: via Den Bosch naar Amersfoort. Daar zou hij drie maanden vastgehouden worden onder nummer 3301. Bert beschrijft dezelfde ontberingen als de gebroeders Baart. Hij legt nog meer dan de anderen de nadruk op de angsten die hij tijdens zijn gevangenschap heeft uitgestaan. Gedetineerden werden zonder aanwijsbare reden vogelvrij verklaard. De betreffende gevangene kreeg ter herkenning een grote lap op zijn kleren. Een bewaker mocht, als hij zin had zo'n aangewezene martelen of doodschieten. Geen moment zeker te zijn van je leven bracht een ondraaglijke spanning mee. Ook de honger en kou waren ondraaglijk. Martelingen van mede-gevangenen verhoogden de angst. Wanneer ik?. Zijn geloof is hem een grote steun geweest. Na drie maanden werd hij op transport gesteld naar Duitsland. Daar heeft hij ruim drie jaar bij de spoorwegen gewerkt. Zonder verlof. Er was wel een verlofregeling, maar wanneer iemand met verlof ging en niet terugkwam werd het verlof van degenen die werkten opgeschort. Het gevolg was dat Bert zelf nimmer aan de beurt kwam om met verlof te gaan. Toen de oorlog afgelopen was is Bert vanuit Han in één dag naar de grens gelopen. Aan de grens werd hij opgevangen door Amerikaanse militairen. Daar moest hij twee nachten blijven, 28 april en 29 april; Hij werd "gezuiverd" en kreeg schone kleren. Toen is hij met de trein naar huis gegaan. In Den Bosch heeft hij met primitieve middelen op een briefje geschreven: "Moeder ik kom er aan". Terwijl de trein Udenhout doorreed en eventjes weinig vaart had heeft hij dat briefje uit de trein gegooid naar twee jongens van Driek de Veer en hun toe geroepen dat briefje naar zijn ouders te brengen. In Tilburg op het station stonden iedere avond mensen te wachten of hun man, zoon of vriend uit Duitsland terug zou komen. Bert ontmoette daar een kennis die een fiets bij zich had. "Henk geef mij jouw fiets, dan kan ik wat vlugger naar huis". Bert kreeg de fiets en toen hij bij de Sacramentskerk was zag hij zijn vader, samen met hun buurman Graard Vriens. Dat was een blij weerzien. Ze zijn toen met z'n drieën naar huis gefietst. We waren bijna aan de "Stenen Poort" en daar zag ik mijn moeder zegt Bert. "Toen ben ik maar afgestapt". Een onvergetelijk weerzien na drieëneenhalf jaar gevangenschap en dwangarbeid. 1 Mei 1945 was hij weer thuis.