Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Bancaire capriolen van burgemeester en pastoor

Een verhaal uit het boek "Over Udenhout en zijn Rabobank".


De verdiensten van burgemeester Van Heeswijk voor de boerenstand zijn breed uitgemeten. In het bijzonder kan worden gewezen op zijn bestuurlijke kwaliteiten. Al bij de oprichting van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank in Eindhoven in 1898 wordt hij lid van het bestuur. In 1900 treedt hij terug wegens drukke bezigheden, om in 1905 terug te keren als President van de Raad van Toezicht van de Centrale Bank. Om gezondheidsredenen stelt hij zich in 1908 voor deze functie niet herkiesbaar. Inmiddels is hij op 30 november 1900 benoemd tot burgemeester van Udenhout, waarmee zijn drukke werkzaamheden wel zijn verklaard. Een zeer merkwaardige ontwikkeling in zijn bancaire loopbaan doet zich voor als hij nog tijdens zijn hooggeplaatste functie bij de Centrale Boerenleenbank in 1906 commissaris wordt van de ‘s-Hertogenbossche Bank, waarvan hij nadien ook de president-commissaris wordt. In hetzelfde jaar 1906 meldt zich bij de Boerenleenbank in Udenhout een nieuwe spaarder. Het is niemand minder dan de Zeer Eerwaarde Heer pastoor Van Eijl. Hij verhoogt door zijn toetreden niet alleen het aanzien van de bank, maar stort een substantieel spaarbedrag.


Op 24 januari 1909 schrijft burgemeester Van Heeswijk een brief aan pastoor Van Eijl, waarvan een gedeelte luidt als volgt:

Vertrouwelijk. Udenhout, 24 januari 1909. Amice Pastor, “(....) U sprak mij over de soliditeit der leenbank met het oog om als lid toe te treden ten einde bij haar gelden te deponeren. Over de soliditeit behoeft men op dit oogenblik niet bezorgd te zijn, die is mijns inziens goed, zoowel bij de Centrale te Eindhoven als bij onze locale. Of zulks steeds zoo blijven zal en dus de leden, die door hun lidmaatschap zich onbeperkt aansprakelijk stellen, nimmer gevaar hebben te duchten? Men denke slechts aan brand, diefstal, om van oneerlijkheid (als eene kat in ‘t nauw komt) niet te spreken. En dan speelzucht! Ik heb het U reeds meer gezegd: bestond er in Udenhout geene Boerenleenbank, dan zou ik er geene oprichten. Misschien kijk ik er, met de ondervinding het vorig jaar opgedaan met onze toenmaligen directeur bij de Bossche Bank wel wat pessimistisch tegen aan, maar toch blijft oppassen de boodschap, vooral wanneer men zich te goeder trouw, zooals bij de leenbank, met al zijn heb en leg verantwoordelijk steld. Van de Bossche bank gesproken, onder dank voor de gunst welke deze van U mag ondervinden, neem ik de vrijheid U, op mijn woord, de geruststellende verzekering te geven, dat deze onder haar tegenwoordig beheer het volle vertrouwen waardig is, ook voor het aan haar toevertrouwen van gelden, terwijl het depositoverkeer ook per correspondentie kan geschieden terwijl alle van- of aan haar te verzenden gelden verzekerd zijn. Ik zeg dit absoluut niet om ten deze te trachten op U te influenceeren. Zoals U ‘t doet is - en moet het mij natuurlijk goed zijn, doch voor ‘t geval U elders dan bij de leenbank depositogelden wenscht te deponeeren dan kan ik U met volle gerustheid de Bossche Bank aanbevelen”. Groetend en Hoogachtend, t.t. H.W.A. van Heeswijk, Burgemeester.


De brief heeft bij pastoor Van Eijl zijn uitwerking niet gemist! Vijf dagen later, op 29 januari 1909 neemt de pastoor zijn saldo op en laat de spaarrekening opheffen. Mocht ooit, terecht overigens, worden verondersteld dat burgemeester en pastoor elkaars tegenpolen zouden zijn geweest, dan geldt dat nu niet. Een pikante bijzonderheid is dat de burgemeester in die tijd nog steeds adviseur is van de Udenhoutse bank en de pastoor geestelijk adviseur. Bovendien is Van Heeswijk voorzitter van het bestuur van de plaatselijke Boerenbond! Op 5 juli 1914 bedankt burgemeester van Heeswijk schriftelijk als lid van de bank en betaalt de in de statuten bepaalde boete van f.5.=. Wellicht heeft hij zich niet kunnen verenigen met het beleid van de plaatselijke bank. Mogelijk ook heeft hij zich willen losmaken van verdere belangenverstrengeling tussen zijn bank in Den Bosch en de Udenhoutse Boerenleenbank.


Enige jaren later, het is dan 15 juni 1916, besluit het bestuur van de Bossche bank na de nodige wederwaardigheden om vrijwillig in liquidatie te gaan. Het betekent het einde van de bank die door burgemeester van Heeswijk in 1909 aan pastoor Van Eijl warm werd aanbevolen en waarbij de deugdelijkheid van de Boerenleenbank en de moraliteit van haar leden in diskrediet werden gebracht.