Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Ad en Marie Brabers - van Boxmeer

Assisië
AdBrabers.jpg
Ad Brabers bij Sint Nicolaas

Ad en Marie Brabers – van Boxmeer vertellen over hun ervaringen met het verlaten van het terrein in Biezenmortel, het wonen in kleine groepen en ook over de dramatiek waarmee de verhuizing naar Raamsdonksveer (zie Betonrot en zie 1996 Raamsdonksveer) gepaard ging:

Franciscus 1

Ad Brabers hoorde na zijn middelbare school en op zoek naar werk van zijn moeder dat neef Mari van Lier het zeer naar zijn zin had als verpleger op Assisië. Ad solliciteerde en kon haast meteen beginnen, op 1 september 1969. Zoals in die tijd gebruikelijk was kreeg je de eerste jaren steeds een andere afdeling om de diverse aspecten van het vak in de praktijk te ervaren. Voor Ad Brabers was de eerste afdeling Franciscus 1, een afdeling met jongens met gedragsproblemen. In hun gewone doen zag je niet eens verschil tussen de jongens en het personeel. Iedereen had overdag een stofjas aan. En in hun gewone doen was het werk helemaal zo slecht nog niet, onder werktijd gaan wandelen met de jongens of samen naar de visvijver van Assisië, met een boot midden op de vijver gaan vissen. “Maar als de agressiviteit naar boven kwam, was Franciscus 1 een zware afdeling. Je stond maar met twee man personeel op een groep van 16 jongens. Tegenwoordig zijn het bewoners waar permanent twee man personeel per bewoner wordt ingeroosterd. Dat was vroeger niet. Toen moesten we wel eens aan de noodrem trekken en de dwangbuis hanteren, “buisjes” zoals die werden genoemd.”

Franciscus 2

Voor Marie van Boxmeer had vader Harrie van Boxmeer gezorgd voor een baan op Assisië. Harrie zelf was vanuit Beek en Donk naar Assisië gehaald door heeroom broeder Plechelmus en was daar stoker. Na de middelbare school kwam vader eens thuis en zei tegen Marie dat zij zich de volgende dag kon melden bij broeder Wendelinus. Van de ene kant wil een puber niet door haar vader aan een baan worden geholpen, maar ja, aan de andere kant had je wel een baan en ook nog eens dicht bij huis. De eerste afdeling voor Marie van Boxmeer was Franciscus 2, dat waren zoals dat heet middengroep-zwakzinnigen. De jongens konden zelf eten en hadden hun dagelijkse activiteiten. Het personeel deed de jongens elke dag in bad, smeerde de boterhammen, e.d. De halfwarme koffie en het brood kwamen van de centrale keuken.

Jongens met gedragsproblemen

Voor Ad Brabers volgde na Franciscus 1 de afdeling Vincentius 3 met hele jonge kinderen, die je moest leren schoenen strikken en fietsen; ze deden hun eerste communie en ze gingen naar school. Als daar een jongen eens door het lint ging zette Ad zo’n jongen boven op de kast. Dat was niet echt een straf, maar de jongen kon er zelf niet af. Na Vincentius 3 volgde de ziekenzaal Jozef 1 en na een onderbreking vanwege militaire dienst Antonius 5, waar Ad subhoofd werd. Vervolgens volgde plaatsing op Paulus met Bart van Doveren als hoofd. Dat waren hoog niveau jongens, maar met de nodige gedragsproblemen. Ad ontdekte dat hij zich op een afdeling als Paulus thuis voelde, waar minder het accent lag op de verzorging en meer op de begeleiding. En zo was het logisch dat Ad als een van de eersten meeging als begeleiding op een sociowoning, waar het werk zich nagenoeg uitsluitend concentreerde op begeleiding. Ad kwam te werken op de sociowoning in de Wouwerd in Udenhout, waar hij 25 jaar met veel plezier heeft gewerkt. Hier zaten ook mannen als Harrie Schellekens, de in het dorp zo geliefde medewerker van voetbalvereniging S.v.S.S.S. De Wouwerd was voor Assisië een visiteproject en directeur Schooltink kwam regelmatig langs met gasten om trots te zijn op zijn visitekaartje, of misschien wel zijn speeltje, want soms leek het project belangrijker dan jongens, al was de intentie van het project de jongens weer zo dicht mogelijk bij de gewone samenleving te brengen en waar mogelijk weer helemaal terug te plaatsen in de samenleving. En het is zeker waar dat de jongens wel meewilden naar een sociowoning. Het gaf hen status. Ze hadden een eigen kamer. Maar niet elke jongen aardde in een sociowoning en sommige jongens zouden beter passen in de grote gemeenschap van Assisië.

't Inverte

Marie had eenzelfde loopbaanstap gemaakt en was lid van het in 1974 gevormde Inverte in Loon op Zand. Daar was Toon Lucassen hoofd en verder werkten er in de verpleging Geert Mathijssen, Bart van Asten en Riky van Iersel, en in de huishoudelijke dienst Francine Moonen en Jeanne Leijten. De naam ‘t Inverte was bedacht door Frans de Weijer en stond voor INternaat VERvangend TEhuis. Marie ging in 1978 terug naar een afdeling op het terrein van Assisië en raakte daar betrokken bij de grootschalige verhuizing van afdelingen naar Raamsdonksveer.

De sociowoningen ‘t Inverte en de Wouwerd waren voor de bewoners nog een traject op basis van vrijwilligheid. Maar met de jaren werd van overheidswege en vanwege de prestatiedruk van de bestuurders de druk groter om grootschaliger het grote terrein van Assisië te verlaten en een plek te vinden in de reguliere samenleving. Zo kwam er een groot project, een omvangrijke verhuizing naar Raamsdonksveer, en die had een verplicht karakter. De bestuurders hadden afdelingen geselecteerd waarvan de hoofden wel pro-verhuizing waren en dus wel zouden meewerken aan de besluiten van de bestuurders. Maar de medewerkers van deze afdelingen werden belast met de opdracht om de ouders van de jongens te overtuigen dat de verhuizing naar Raamsdonksveer – en dus het verlaten van het vertrouwde terrein – voor de jongens het beste was. Zo moest ook Marie Brabers – van Boxmeer op pad. Zij moest naar de ouders van Noud, waarmee zij zo’n geweldige band had opgebouwd. De vader van Noud zei haar: “Zuster, als jij het goed vindt, als jij vindt dat onze Noud erop vooruitgaat, dan is het goed”. Die avond heeft Marie haar opdracht teruggegeven en is niet meegegaan naar Raamsdonksveer.

Marie Brabers – van Boxmeer kreeg werk in ’t Stekske, heeft enkele jaren vaste nachtdienst gedraaid en heeft later werk gekregen dat meer het karakter had van thuiszorg. Zo had zij een cliënte in De Heul in de Kreitenmolenstraat.

Rosmolen

Ad Brabers veranderde in 2002 van werklocatie en kwam te werken in Berkel-Enschot op appartementencomplex de Rosmolen. Vier van de bewoners van de Wouwerd gingen met hem mee. Er werden ook bewoners geplaatst recht vanuit hun thuis, waar ze niet meer konden functioneren. De groep was redelijk begaafd. Sommige bewoners reden auto en hadden verkering, maar ze hadden ook flinke gedragsproblemen. Ad heeft nog een extra opleiding gevolgd om met gedragsproblemen om te gaan. Het was geen gemakkelijke tijd. Voor het grip krijgen op de gedragsproblemen was voor Ad discipline heel belangrijk. Als de afspraak was dat een meisje twee avonden mocht komen, dan was dat voor Ad twee avonden en niet zeven dagen in de week. Maar ja, zo’n jongen belde naar de directie en verantwoordelijke agogen en de jongens kregen altijd gelijk. Het was zo sterk dat je vaak als personeel verantwoording moest komen afleggen als een jongen een klacht had ingediend.