Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

1933 De Boerderij

Het gehele bedrijf bestond uit 20 ha bouwland, 38 ha weiland en 5 ha moestuin en boomgaard. Volgens Graard Pijnenburg waren de gewassen in 1933 vrij goed. De hooibouw bracht 62.000 kg op; het hooi was van hoge kwaliteit. De tarwe-, haver-, rogge- en bietenopbrengst was dat jaar zeer goed. De aardappelopbrengst bestond uit 70.000 kg voor consumptie en 10.000 kg voor poters. Voor het vee bleef er de hele zomer voldoende weide. Op het bedrijf werden 66 stuks vee gehouden, waarvan 40 melkkoeien, twee stieren en 24 vaarzen en kalfvaarzen. Van eigen boerderij werden koeien geslacht tot een gewicht van in totaal 7184 kg, varkens tot een gewicht van in totaal 3473 kg, 200 kippen en 498 jonge hanen. Er werd in 1933 grote schade geleden door mond-en-klauwzeer bij de koeien. Hierdoor moest een groot aantal koeien worden bijgekocht. Op het bedrijf waren drie werkpaarden en een paard voor de sjees. Als je de hoofdingang aan de voorzijde bij de boerderij binnenkwam, dan bevonden zich rechts de koeienstallen. Boven de koeienstallen waren een soort kamers ingericht, waarin aan de straatzijde broeder Paschalis sliep. Aan de zijde van de binnenplaats sliepen de inwonende knechten. Een voordeel hiervan was dat als er iets met het vee was, men snel ter plaatse kon zijn. Op de resterende zolders lag hooi, strooi en graan. Liep je helemaal door de koeienstallen, dan kon je aan het einde linksaf, waar de varkenshokken begonnen. Deze varkenshokken zijn momenteel nog in redelijke originele staat. Als je opnieuw de hoofdingang inging was rechtdoor de binnenplaats, daarachter waren de paardenstallen en de nodige stallingsruimten voor de landbouwvoertuigen. In het midden van de binnenplaats was een verlaagde mesthoop. Weer terug naar de hoofdingang, dan was links de zuivelbereiding. Verder door naar rechts begonnen de kippenkooien met buitenren.