Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

1921-05-Vod-akkoord

13/14 april

bood de Fanfare aan hare Donateurs en honoraire leden een concert aan, waarbij de tooneelvoordrachten zouden geschieden door eenige verloopen Congreganisten. Vanaf het altaar (het was een werkdag) werd toen door mij en door de kapelaans namens mij herinnerd aan den Oproep van 20 Februari l.l. en aan alle Parochianen verzocht, om in een katholiek dorp, waar de overgroote meerderheid der ouders metterdaad toont vast te willen houden aan de R.K.Jeugdorganisatie, zich geen vertooning te laten welgevallen van een vijftal oneervol weggeloopen Patronaats- en Congregatie-leden. Dat was raak. De uitvoering ging niet door (zooals het Bestuur mij 16 April berichtte) "uit respect voor mij". Maar men zou mij wel muilbanden en een of ander vod-accoord afpersen, zoo werd gemompeld. Gevraagd werd door het Bestuur om een mondelinge bespreking met mij tot oplossing der questie. Ik weigerde hierop in te gaan, daar het, gezien de mentaliteit dezer Heeren, volkomen nutteloos zou zijn geweest. Mijn antwoord was: "Ik kan noch mag mijn standpunt opgeven; in onze geheel katholieke gemeente moet geene Vereeniging neutraal optreden en de moeizaam opgebouwde R.K. organisatie der Jeugd ontwrichten. Art. XIV van ons Reglement kan niet gewijzigd worden, en in de Model-statuten van ons Bisdom komt dezelfde bepaling voor. Het zal mij spijten als uwe vereeniging, die toch ten algemeenen nutte heet te zijn, hiermede niet eerlijk accoord zou gaan". Den 21 Juni kreeg ik een althans schijnbaar tegemoetkomend schrijven van het Bestuur: "De Fanfare wenscht geen afbreuk te doen aan de R.K.Jeugdorganisatie en heeft als zij daaraan voldoet recht van bestaan. Ook wil zij den blaam niet op zich laden van neutraal optreden; zij wenscht zich zelfs katholiek te organiseeren onder de hoede van een Geestelijk Adviseur". Gevraagd om nieuwe besprekingen des verkiezend met den eventueelen adviseur. Op de gevraagde besprekingen, hoewel mijns inziens vrij nutteloos, had ik wel willen ingaan. Maar-... achter het Bestuur stond niemand anders dan den Burgemeester; en deze wenschte niets anders dan een voor mij nadeelig vod-akkoord en nog sanctie van zijn onheilvol streven bovendien. Dus antwoord uitgesteld; "tempus feret consilium".