Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

1919-04-Kapucijnen in Biezenmortel

4 februari

De Actie voor een "nieuwe Parochie" in Biezenmortel en Winkel was begonnen in 1908 (zie supra 12 Februari 1908). Sinds werd ieder jaar in de wintermaanden, als de boeren tijd tot vergaderen hebben, de questie opgerakeld. "Ze zijn weer druk aan het Parochie-stichten" spotte men aan het Kruispunt. Men wendde zich tot den President van het Groot Seminarie om een "rijken priester" alsook tot "kapelaans, die in staat waren en lust hadden om een nieuwe parochie te stichten", en eindelijk herhaaldelijk tot den Bisschop. Aanvang 1912, toen er genoeg vergaderd was en de plannen voldoende besproken, vroeg de Bisschop Mgr.van de Ven, dat de belanghebbenden hem in gesloten briefjes zouden opgeven, wat ieder hunner voor de Parochie-stichting wilde bijdragen. Men wete, dat ik niet vijandig tegenover de Parochie-stichting stond, maar mij uit voorzichtigheid afzijdig hield en mij door niemand in deze zaak wilde laten betrekken. Over de plaats der parochiekerk en de grensscheiding met de oude parochie waren de boeren het voldoende eens, en ik moet toegeven, dat een en ander goed gekozen was. Maar de gesloten briefjes met de toegezegde bijdragen waren, naar ik zijdelings vernam, den Bisschop niet voldoende. Althans, niet heel lang daarna, gaf Monseigneur aan de betrokkenen te kennen, dat de "Parochie-stichting" voorloopig was opgeschort. Zoo bleef deze zaak rusten, den heelen langen lieven oorlog door, totdat zij plotseling weer aan het rollen werd gebracht, maar dit maal van een geheel andere zijde, onder een andere vorm, en met resultaat. Den 4 Februari 1919 berichtte mij de Provinciaal der Capucijnen te 's Bosch, dat hij een nieuw studiehuis voor Philosophie en Theologie moest bouwen, en daarvoor gebruik zou maken van een liefdadig aanbod van boerderij en uitgestrekte gronden op de N.O. grens van Udenhout, even voorbij Biezenmortel, onder Helvoirt gelegen, hem door den Heer Willem van Iersel te Udenhout gedaan. Zoodra ik dit las, zei ik tot de kapelaans: de nieuwe parochie is er, zij het dan ook onder een andere vorm. De Heer Willem van Iersel, geïnterviewd, verklaarde dat hij het aanbod had gedaan, maar daarbij geen oogenblik gedacht had aan een splitsing der parochie, en deze ook hoegenaamd niet bedoeld of gewenscht had. Reeds den 6 Februari ontving ik een schrijven van den Vicaris-Generaal, waarin hij mij aanraadde, gezien het recht der Capucijnen om bij hun klooster een openbare kapel te stichten, om de Paters in het aangrenzend deel van mijne parochie met de geestelijke zorg te belasten en zooveel mogelijk als het Kerkelijk recht toelaat, parochieële rechten aan hen af te staan. Ik antwoordde den 10 Februari dat ik in hoofdzaak daarmede accoord ging. De Pastoor van Helvoirt, op wiens grondgebied gebouwd werd, ging echter daarmede niet accoord, en wilde met mij besprekingen houden om de Paters uit Helvoirt te houden. Ik verwees hem naar het Bisdom. Den 27 Februari schreef mij de Vicaris Generaal, om de Paters te laten bouwen meer in het midden van de aangrenzende Udenhoutsche bouwkolven; dan waren de Udenhoutsche mensen daar zonder onkosten aan een quasi parochiale kerk geholpen. Ik antwoordde 6 Maart dat, als de Paters daar wenschten te bouwen, hun eenige parochieële rechten zouden worden afgestaan. Ik heb mij echter wel gewacht, eenig verzoek tot de Capucijnen te richten, om zich met de geestelijke zorg over een deel van mijner parochie te belasten. Hoezeer ik ook het eeuwig "gemeutel en gezeur" over de nieuwe parochie moede was en deze oplossing niet geheel ongaarne zag, heb ik toch de Paters Capucijnen niet "binnengehaald". De Capucijnen zelven waren wel genegen zich in Udenhout te vestigen, deels om een afgerond kerkelijk gebied van zielzorg rondom hunne open kerk te verkrijgen, deels om zich naar de wenschen van het Kapittel en den Pastoor van helvoirt te voegen, deels ook om de verwachting van meer geldelijken en stoffelijken steun. Den 18 Juni 1919 schreef mij de Provinciaal Pater Stanislaus "dat op uitdrukkelijk en herhaald verlangen van het Bisdom pogingen werden aangewend, om een terrein te vinden, dat ongeveer in het midden gelegen is van die gedeelten der Parochie, die van onze (der Capucijnen) geestelijke zorg gebruik zouden maken". De keuze viel ongeveer op dezelfde plek in den Biezenmortel, die reeds vroeger door de boeren bij hunnen "nieuwe-parochie-plannen" als geschikt was erkend; en de burgemeester verleende zijne hulp om de benoodigde terreinen af te ronden en door aanleg van wegen meer geschikt te maken, zoodat al spoedig met de voorbereidende werkzaamheden kon begonnen worden. Die werkzaamheden en de bouw van klooster en kerk vielen ongelukkigerwijs in een allerduursten tijd, toen de arbeidsloonen en bouwmaterialen tot een fabelachtige hoogte gestegen waren. Arme Capucijnen. Daarbij wekte het besluit, om in den Biezenmortel te bouwen, groote ontstemming bij den Weled. Heer W.van Iersel, die zich nu met een betrekkelijke niet groote gift voor de Capucijnen af maakte, en zijne boerderij in het Laar met haar mooi complex van gronden aan het Missiehuis van Steil aanbood. De Congregatie van Steil haastte zich die rijke gift te aanvaarden en wel tot stichting van een studiehuis voor de Philosophie, waarmede al spoedig begonnen werd.