Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

‘Als een meisje trouwde moest je er uit’

Kantoorpersoneel werkplaats circa 1946 met op de achtergrond de Heuvel en de fiets- en loopbrug bij de overweg.

Als er iets een mannencultuur was, dan was het wel de werkplaats van de spoorwegen. Vrouwen waren binnen dit mannenbolwerk van techniek een zeldzaamheid. Dat veranderde pas in de jaren tachtig toen er – naast de administratie – ook vrouwen op de werkvloer verschenen. In de tijd voor 1950 was dat onvoorstelbaar.


Op de loonadministratie werkten wel meisjes of jonge vrouwen. Ria van Oirschot was er een van. Ze huwde later (in 1956) met een spoorjongen. ‘Wie trouwde kreeg ontslag. Dat was normaal. In die tijd mocht je de maand nog afmaken en dan moest je er uit.’


Ria van Erven – van Oirschot (1927) kwam op 10 juli 1944 via haar vader Piet van Oirschot die in de draaierij werkte bij de werkplaats. Dat was in de jaren een heel gebruikelijke gang van zaken. Ouders probeerden hun kinderen aan een baan in het bedrijf te helpen. Werken bij het spoor bood zekerheid ook al waren de verdiensten vroeger niet zo hoog. Anderzijds was het voor het bedrijf ook handig, want de nieuwkomer was dan bekend met de bedrijfscultuur en er was via de ouders sociale controle. ‘Je had in die jaren een personeelsadministratie, een loonadministratie en de bedrijfsadministratie. Ik werkte bij de loonadministratie.’


‘De baas was de heer Princen. “Jou noemen we voortaan Marijke”, zei hij. “We hebben al genoeg Ria’s hier” en dus ging ik verder als Marijke door het leven op kantoor. Wij zaten toen bij de portiersloge direct voorbij de overweg. De loonadministratie zat vlakbij het seinhuis. Er stond een gebouw, dat verdwenen is, waarvan de benedenverdieping door ons werd gebruikt. Boven woonde de chef van de werkplaats, in spoortermen Cwph, dat was mijnheer Langelaan, maar het meest heb ik te maken gehad met Ir. Berdenis van Berlekom. Het gebouw van het kantoor heeft ook nog dienst gedaan als archief en is in 1953, na de watersnoodramp tijdelijk in gebruik geweest om evacuees in te huisvesten.’


‘Alle arbeiders in de werkplaats hadden een priknummer. Wij hadden ieder zo’n klok onder ons beheer. Ik had de nummers 1200 tot 1350. Van iedereen was er een werkbriefje waar de gewerkte uren opstonden, eventuele premies, maar ook als men te laat was of afwezig wegens ziekteverzuim. We hadden 1 of 2 dagen nodig om alle gegevens te verwerken. Er werden daar lijsten van gemaakt en vrijdagmorgen werd het geld op de bank gehaald. Het bedrag werd precies uitgeteld en stond op de loonzakjes. Die gingen in een lange houten kistje in de kluis. Het loon werd in die tijd nog contant op de cent uitbetaald. We moesten op vrijdag om 12 uur klaar zijn. Het uitbetalen gebeurde in de koepelhal waar loketjes waren waar de arbeider s zich met hun koperen of zinken penning melden. De arbeiders hadden twee penningen, waarvan ze er bij uitbetaling een in moesten leveren. De loonzakjes waren open, veel arbeiders haalde het geld er direct uit. Soms was het wel lastig om te weten wat iedereen verdiende, want ‘smoren’ kwam veel voor. Er waren arbeiders bij die een deel van het loon voor eigen gebruik ‘inhielden’; de rest kreeg moeder de vrouw. Uiteraard zonder het loonzakje. Ik heb weleens gehoord dat sommige vrouwen verbaasd waren toen het loon (later, ik werkte er toen al niet meer) voortaan werd overgeschreven en er ineens een hoger bedrag binnenkwam.’


Naast dat berekenen en uitbetalen van het loon waren er ook wel andere werkzaamheden. Mevrouw Van Erven-van Oirschot heeft ook werk gedaan voor de Ontspannings Vereniging Spoorwegen Tilburg, kortweg aangeduid als OVST. ‘In de jaren 1945, 46 en 47 werden in het koepelgebouw voorstellingen gegeven van Snip & Snap, Toon Hermans en meer van dergelijke artiesten. Éen fatsoenlijke schouwburg was er nog niet. Ik moest daarvoor de kaartjes halen bij de gemeente en ook stoelen klaarzetten. De heer Princen schreef op een bord bij de portier wat voor een voorstelling er was. Hert was voor het personeel. De eerste tien rijen waren gereserveerd voor het kantoor en het hogere personeel. Dat onderscheid zat er toen nog sterk in.’


Er is een foto die omstreeks 1946 gemaakt is met het verzamelde kantoorpersoneel er op. Die foto is buiten bij het kantoor gemaakt. Op de achtergrond had zo maar een stoomtrein voorbij kunnen rijden. De bebouwing van de Heuvel is zichtbaar met vaag de torens van de kerk. Ook is een deel van de brug te zien over de spoorlijn. Fietsers en voetgangers konden daar overheen als de overweg dicht was (en dat was-ie regelmatig). Op de foto staat Marij van Oirschot in het midden met horloge en opgetrokken witte sokjes. Mevrouw Van Erven-Van Oirschot kende, zo’n 65 jaar na dato, iedereen op deze foto bij naam.


Op de onderste rij zitten v.l.n.r. de heer Van de Zande, de heer De Witte (die souschef was van de loonadministratie), Thea Willemse, Corry Hulsenboom, Diny Smits, Mary van Oirschot, Mies Huijsman, Theo Meesters en Piet Molhoek. Staand v.l.n.r. de heer Strankinga (chef personeelszaken en loonadministratie), dhr. Princen (chef loonadministratie), dhr Tacomis, Susan Strankinga, Ati Hotke, Riestje van Gils, Gerry Tijdeman, dhr Roelandschap, Leo Spijkers en Frans van Pelt.

Er werkten in die tijd 13 mannen en 9 vrouwen op het kantoor. Er ontbreken er dus 2.