Öster
zn., 1. unster , weegtoestel om bijvoorbeeld een zak met todden te wegen; 2. achterste, hij viel bij et schòtse op zenen öster, hij viel bij het schaatsen op zijn achterste; 3. zèède wèl goed òn oewen öster, ben je wel helemaal in orde?
Öster | ||