Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Richard en Roosje

Een joods echtpaar dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Capucijnenstraat een veilig onderkomen had gevonden, waren Richard en Roosje. Dit waren schuilnamen en niet hun echte namen. Ze waren Oostenrijkse joden. Dit echtpaar was ondergedoken bij de familie Van Ostade. Die familie bestond uit moeder Kee van Ostade-Schoonus, met haar drie ongehuwde meerderjarige kinderen, Janus, Marinus en Mien. "Janus droeg altijd een pet. Marinus droeg altijd een hoed. En Mientje was een tragische vrouw", zo vertelt Joop Veraart. "Mientje deed het huishouden." Het hebben van onderduikers was bij de familie Van Ostade een riskante zaak daar zij ook een Duitse commandant ingekwartierd hadden. Op de deur van de kamer waar de joodse onderduikers verbleven stond met grote letters "Veldwieber" (Feldwebel, sergeant-majoor). Ondanks de inkwartiering hebben de Duitsers nooit lucht gekregen van de onderduikers bij Van Ostade.