Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Olympische Gilze en Rijenaren

“Tokio, hier kom ik!”, kopte dit weekblad enkele weken geleden. Aan het woord atleet Joris van Gool uit Rijen, die nu in het Olympisch dorp verblijft en donderdag 5 en vrijdag 6 augustus voor Nederland uitkomt op het onderdeel 4x100 meter estafette. Wat de uitkomst daarvan ook is, alleen al de deelname aan de Olympische Spelen is een prachtige en bijzondere prestatie. En Joris is daarin niet de enige in de geschiedenis van Gilze en Rijen. Twee gemeentegenoten gingen hem voor. Handboogschieter Janus Theeuwes in 1920 in Antwerpen en judoca Monique van der Lee in 1992 in Barcelona. Waarvan eerstgenoemde zelfs een gouden plak wist binnen te halen.

Vroege bubbel

Joris neemt anno 2021 deel aan wel heel bijzondere Spelen. Ze zijn – dankjewel Covid – al een jaar uitgesteld en op de achtergrond spelen nog steeds de maatregelen, de besmettingen, de quarantaines, het leven in bubbels en eindeloos testen. De omstandigheden zijn niet echt optimaal voor sporters die – ook nog eens zonder publiek - op topniveau moeten presteren. Nu was de situatie honderd jaar geleden voor Janus Theeuwes in Antwerpen ook niet om over naar huis te schrijven. De organisatie van toen was in geen enkel opzicht te vergelijken met die van nu. Het Olympisch dorp bestond nog niet en de begeleiding van de handboogschutters was nihil. Janus vertelde in 1964 in een interview: "Je werd in een hotel ondergebracht, zonder leiders en trainers, je moest maar zien dat je jezelf opstartte en had amper contact met andere deelnemers. Zelfs wedstrijden van landgenoten zag je haast niet, omdat de omstandigheden er zich eenvoudig niet voor leenden". Ook daar een soort van vroege ‘bubbel’ dus.

Adriaan Theeuwes – de Olympisch kampioen; ‘een kranig schutter die bij de Olympische spelen het hoogste aantal punten behaalde' (Fotoarchief Heemkring Molenheide)

Een boog van vier gulden en een pijl van twee kwartjes

Toch wist hij op het onderdeel handboogschieten een gouden plak binnen te halen. Hoe de Rijense leerlooier zover kwam? Hij was al jong lid van de Rijense handboogschuttersvereniging ‘De Vriendenkring’. Die vereniging was in 1900 op initiatief van zijn vader Hubertus Theeuwes opgericht. Ook een fanatieke boogschutter dus. Op zijn vijftiende werd zoon Janus voor de eerste keer clubkampioen met ‘een boog van vier gulden en een pijl van twee kwartjes’. Al gauw was zijn trefzekerheid landelijk bekend. In 1974 zei hij daarover: "Je zal zeggen, wat zit die man op te scheppen, maar als ik de roos tien keer kon raken, dan raakte ik de roos ook tien keer". Een plek in het tienkoppige Olympisch handboogschuttersteam lag voor de hand. Hij kwam uit op het onderdeel 28 meter bewegend vogeldoel (eén van de tien onderdelen). Hoe de wedstrijd precies verliep, is niet meer te achterhalen. Wel is bekend dat de streng en geconcentreerd kijkende Janus, keurig in zijn zondagspak, in de finale zijn pijl brak. Maar gelukkig kon hij er een lenen van de Zweedse ploeg en schoot hij zich daarmee tot Olympisch kampioen. De Belg Hubert van Imnis werd tweede en liet gebelgd zijn mening horen; hij lustte Theeuwes rauw.

Kaaskoppen

Een groot deel van de handboognummers verliep bij deze Spelen volgens de ‘Belgische methode’: schieten op houten ‘vogels’, die op dwarsbalken op een 31 meter hoge paal bevestigd waren. Andere landen hadden daar niet zo’n zin in. Alleen Frankrijk en Nederland wilden hier met de Belgen in wedijveren. Waarbij wel moet worden aangetekend dat Duitsland, Oostenrijk en Hongarije sowieso uitgesloten waren van Olympische deelname. Zo kort na de Eerste Wereldoorlog was de verbroedering nog niet zo ver gevorderd, al gingen bij de openingsceremonie wel de vredesduiven de lucht in. De Nederlandse ploeg werd ook winnaar van het ploegenklassement (blazoenschieten), de Belgische ploeg werd tweede. Des te opmerkelijker allemaal, omdat er in die tijd in Nederland nog geen bond voor deze sport bestond. De ‘Limburger Koerier’ jubelde dan ook dat de Nederlandse handboogschutters ‘een schitterend figuur geslagen’ hadden. Terwijl de Belgische organisatie toch ronduit vijandig was. Het Limburgsch Dagblad meldde: ‘Steen en been werd geklaagd over de allertreurigste organisatie terwijl het optreden van de Belgische comitéleden en vooral van de deelnemende schutters tegenover onze schutters ver beneden peil was. Sportgeest was er ten eenenmale vreemd. Zoo wisten ze eerst bijna te bewerken dat de Hollanders niet in hun hemdsmouwen mochten schieten, doch met hun jassen aan.’ Zelfs tijdens het uitdelen van de prijzen werden onze landgenoten gepest, merkte Het Vaderland op: ‘Toen de Nederlandsche handboogschutters kampioen waren geworden zongen zij met volle borst het Nederlandsche volkslied. Sommigen uit het publiek misgunden den Nederlanders het kampioenschap en scholden van kaaskoppen. Onze kranige handboogschutters stoorden zich er echter niet aan en zongen des te luider het Wien Neerlandsch bloed.’ (In die tijd was het Wilhelmus nog niet officieel als volkslied vastgelegd.)

Ginne ene nuchtere mees

In Rijen was het in ieder geval groot feest na het telefoontje van Janus dat hij de gouden plak gewonnen had. De volgende dag kreeg hij een indrukwekkend onthaal op het station. "Toen ik uit de trein stapte, vielen er zo twee om mijn nek", herinnerde hij zich 44 jaar later nog. Met de kampioen in hun midden werd het feest voortgezet, totdat er "ginne ene nuchtere mees mir op de Rijen te vène was". Janus zijn gouden plak bleef lange tijd uniek. Want na 1920 duurde het tot 1972 voordat de handboogsport weer op het Olympisch programma verscheen. Theeuwes vermoedde dat de sport niet spectaculair genoeg was. Handboogsport.nl houdt het erop dat de organisatie professioneler moest en er meer eenduidigheid in de regels moest komen. In 1972 was het zover, alleen wist Nederland zich in dat jaar niet te kwalificeren. Janus Theeuwes was inmiddels 86 jaar….

Cognacje

Theeuwes werd nog driemaal Nederlands kampioen, in 1928, 1935 en 1940. Naar eigen zeggen had hij het grote voordeel nooit zenuwachtig te zijn. Waar anderen een borreltje nodig hadden, wist hij zich op natuurlijke wijze te concentreren en ontspannen. En tot op hoge leeftijd bleef hij liefhebber van de sport. Op 30 april 1975 schreef het Parool onder het kopje ‘Vitaal’ dat hij op 89-jarige leeftijd nog bijna dagelijks met pijl en boog schoot, in de gangen van huize De Duinsberg in Tilburg. ‘Erg vitaal – een cognacje noemt hij zijn dope – beklimt hij ook nog zijn pas aangeschafte hometrainer. Dit jaar hoopt hij weer deel te nemen aan de kampioenschappen boogschieten voor veteranen. “Je moet toch iets doen om oud te worden,” zo is hij van mening’.

Maar in datzelfde jaar overleed de in 1886 geboren Janus Theeuwes. Het bidprentje bij zijn ‘toch nog onverwachte dood’ spreekt van een welbesteed leven. Het Theeuwespad in de wijk Vliegende Vennen herinnert ons daar nog aan. En in de toren van het Olympisch Stadion vind je zijn naam gebeiteld tussen andere winnaars van een gouden plak.

Bidprentje van Adrianus Cornelis (Janus) Theeuwes –‘een welbesteed leven’

Judoca Monique van der Lee

Voor judoca Monique van der Lee (1973), indertijd woonachtig in Rijen, is zo’n inscriptie niet weggelegd. ‘Haar’ Spelen in 1992 in Barcelona verliepen minder succesvol. Ze kwam voor Nederland uit in de categorie zwaargewicht (boven 72 kg) vrouwen, maar werd al in de eerste ronde uitgeschakeld. Drie jaar later, in 1995, revancheerde ze zich door wereldkampioen te worden in de Open Klasse (alle gewichtscategorieën). Bovendien vermeldt haar erelijst nog twee bronzen WK-medailles, behaald in 1991 en 1993 in de categorie +72 kg en maar liefst vier Europese titels. In 1996 wist ze zich jammer genoeg niet meer te kwalificeren voor de Spelen in Atlanta, haar concurrente was sterker. In datzelfde jaar diende ze samen met twee collega-judoka’s een aanklacht in tegen hun coach Peter Ooms wegens ongewenste intimiteiten. De tuchtcommissie van de Judobond schorste hem voor drie jaar. In 1997 hield Monique het voor gezien in de judosport en stapte ze over op rugby.

If you can dream it….

Terug naar het nu, terug naar Joris van Gool.

Joris van Gool tijdens zijn voorbereidingen op de Olympische spelen op Papendal (foto Marcel van Gool)

Hoe zal het hem in Tokio vergaan? Ook hij is begonnen bij een Rijense vereniging – AV Spiridon – en heeft al een prachtige staat van dienst waar hij op kan bogen. Want hou je vast, volgens zijn website is hij Nederlands Kampioen 100 meter en 60 meter, Nederlands recordhouder 60 meter sprint (indoor), Europees bronzen-medaillewinnaar 100 meter sprint U23 2019 en Europees bronzen-medaillewinnaar 60 meter sprint (indoor) 2019.

Diezelfde website opent met de hoopgevende en beloftevolle woorden ‘If you can dream it you can do it’. Als we daar voor de 5e en de 6e augustus nu eens vanuit gaan?


Tekst: Mariëlle van Hezewijk; Fotoredactie: Piet Weterings

Bronnen: Knipselarchief Heemkring Molenheide,Kwartaalblad De Mulder 1983, nr.6, www.tijdmachinegilzerijen.nl, www.delpher.nl, www.handboogsport.nl, nocnsf.nl, www.jorisvangool.nl, telenet.be, www.brabantserfgoed.nl, Wikipedia, De Stem 26-10-1964, Het Parool 30-04-1975, Brabants Dagblad 14-05-2021

Dit artikel is in juli 2021 in Weekblad Gilze en Rijen verschenen als themapagina van Heemkring Molenheide.