Meintser, Albertus Louis
Albert Meintser | ||
Volledige namen | Albertus Louis Meintser | |
Geboortedatum | 04-12-1920 | |
Geboorteplaats | Amsterdam | |
Adres | Transvaalstraat 15 | |
Woonplaats | Tilburg | |
Burgerlijke staat | Ongehuwd | |
Beroep | Auteur-Kunstschilder | |
Overlijdensdatum | 26-05-1944 | |
Plaats van overlijden | Loonse en Drunense Drunen | |
Bijzonderheden | Op 26 mei 1944 in de Loonse en Drunense Duinen gefusilleerd vanwege zijn betrokkenheid bij de aanslag op Piet Gerrits. |
Geef de oorlog een gezicht!
Kun jij ons helpen met het schrijven van het levensverhaal van deze persoon?
Hoewel het meer dan 75 jaar geleden is dat er een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog blijft het belangrijk de slachtoffers te herdenken. We willen door hun verhaal te vertellen de slachtoffers eren en de herinnering levend houden
Alle Tilburgse oorlogsslachtoffers zijn opgenomen in de Wiki Midden-Brabant en we streven er naar van ieder een levensbeschrijving en foto op te nemen.
Helaas hebben we van sommigen maar beperkte of soms helemaal geen informatie. We hebben jouw hulp nodig deze levensverhalen vast te leggen door ontbrekende informatie aan te vullen met verhalen of foto’s. We ontvangen je reactie graag via info@regionaalarchieftilburg.nl o.v.v. Wiki Oorlogsslachtoffers. We ontvangen je reactie graag via info@regionaalarchieftilburg.nl o.v.v. Wiki Oorlogsslachtoffers.
Meintser, Albertus Louis, geboren in Amsterdam op 4-12-1920, ongehuwd, auteur en kunstschilder in Amsterdam. Zoon van Antonius Louis Meintser (1884-1972) en Barnadina Zeilstra (1881-1965). Meintser wordt op 26-05-1944 gefusilleerd in de Loonse en Drunense duinen.
Inhoud
Achtergrond
Albertus Louis (Albert) Meintser wordt op 4 december 1920 geboren in Amsterdam. Zijn vader is Antonius Louis Meintser, een pakhuisknecht die later koopman in petroleum wordt. Vader Antonius wordt in 1884 geboren in Nieuwer Amstel en overlijdt in Amsterdam in 1972. Albert’s moeder is Barnadina Zeilstra. Zij is dienstbode, is in 1881 geboren in Sneek en in 1965 overleden in Amsterdam. De ouders van Albert trouwen in 1905 in Amsterdam. Het Rooms-Katholieke echtpaar woont op Kuipersstraat 95-Ih in Amsterdam en krijgt vijf kinderen, een dochter en vier zonen. Albert is de jongste. Zijn broer Antonius Louis (Anton) Meintser (1910), die eerst bediende is in de oliehandel van zijn vader en daarna expediteur, fotograaf en koopman, wordt in april 1943 binnengebracht in Kamp Vught (Konzentrationslager Herzogenbusch). Anton wordt als Häftling 6333 tewerk gesteld in buitencommando Moerdijk, een van de 14 buitenkampen van Kamp Vught. In dit kamp aan de haven van Moerdijk zitten de gevangenen in oude scheepsbarakken. De gevangenen moeten voor de Organisation Todt tankvallen graven in Zuid-Holland en Noord-Brabant. Broer Anton wordt in oktober 1943 vrijgelaten.[1]
Albert is in 1940 kantoorbediende en leert voor het diploma boekhouden. Later wordt hij vermeld als auteur en kunstschilder. Hij is 1 meter 78 lang en weegt 63 kilo. Op 5 februari 1940 gaat Albert het leger in: hij wordt ingelijfd bij het 18e regiment infanterie, Ploeg II. Hij hoort bij de lichting 1940-II. De dienstplichtigen van deze lichting zitten in mei 1940 nog bij het depot bataljon van hun regiment. Een depot bataljon heeft twee functies: opleiding van rekruten en aanvulling van tekorten aan manschappen buiten het depot. Het depot bataljon van het 18e Regiment Infanterie heeft op 10 mei 1940 Haarlem als standplaats. De dienstplichtigen “in depot” worden in april en mei 1940 veelal ingezet voor de bewaking van strategische punten zoals treinstations en vliegvelden. Albert gaat op 7 juni 1940 met groot verlof, Nederland is inmiddels bezet door de Duitsers. In november 1943 wordt Albert in het bevolkingsregister van Tilburg ingeschreven op Transvaalstraat 15, komend van Kuipersstraat 95 I in Amsterdam. Albert is niet getrouwd.[2]
Verzetsgroep van Wim Berkelmans
Begin 1944 is sprake van een verzetsgroep, die de geschiedenis in zal gaan als de verzetsgroep van Wim Berkelmans. De groep bestaat uit zeven personen: Wim Berkelmans, ambtenaar bij de gemeente Tilburg; Harry Verbunt, ambtenaar bij het Gewestelijk Arbeidsbureau (GAB) in Tilburg; Toon van Beek, agent bij de Tilburgse politie; Karel Aarts, ook ambtenaar bij het GAB; Barend Busnac, koopman uit Amsterdam; Rob van Spaendonck. Ook Albert Meintser komt in deze groep terecht. De groep is van plan een aanslag te plegen op de Tilburgse agent Piet Gerrits.[3]
Voor Toon van Beek en Karel Aarts zijn geen lemma’s geschreven; zij hebben de oorlog overleefd. Daarom worden beiden hieronder kort beschreven. Antonius Josephus Maria (Toon) van Beek is in Eindhoven geboren op 12 mei 1915 als zoon van Johannes van Beek, huisschilder, en van Johanna Maria van Eersel. Het katholieke gezin van Beek-van Eersel woont in Eindhoven en bestaat uit dertien kinderen (twee meisjes, elf jongens). Toon is het achtste kind. Hij trouwt in 1941 met Laura Camilla de Paepe in Tilburg, waar hij agent van politie is. Zij krijgen drie kinderen en wonen op Pagestraat 45 in Tilburg. Laura zit tijdens de oorlog in het verzet, net als haar echtgenoot. Toon sterft in 1987 in Tilburg.[4]
Carolus Wilhelmus Johannes (Karel) Aarts wordt geboren in de Tilburgse wijk Veldhoven op 12 september 1907. Karel is de jongste van twee kinderen (zoons) van Fredericus Jacobus Aarts, zadelmaker, en Johanna Henrica Gerrese. Vader sterft in 1921, zijn gezin woont dan op Noord-Besterdstraat 92. In 1925 verhuist moeder Johanna met haar zoons naar de Enschotsestraat, waar zij eerst op nummer 120 wonen en vanaf 1935 op nummer 141. Karel blijft tot 1964 op dit laatste adres wonen. Karel trouwt in 1947 met Helena Catharina Theodora Emerentiana van Rijzewijk en hij sterft in 1977 in Tilburg. Tijdens de oorlog werkt Karel als ambtenaar bij het Gewestelijk Arbeidsbureau in Tilburg, waar ook Harry Verbunt werkt.[5]
Mislukte aanslag op Piet Gerrits en arrestaties
Petrus Johannes (Piet) Gerrits, geboren op 29 januari 1896 in Gilze, wordt op 29 mei 1919 aangesteld als politieagent bij de gemeentepolitie Tilburg. Op 9 oktober 1940 wordt Gerrits lid van de NSB. In juli 1941 legt hij de ‘belofte van trouw’ af. Gerrits fungeert als verbinding tussen de Sicherheitsdienst (SD) en de gemeentepolitie. Eind 1943 wordt hij belast met het opsporen van illegale personen en het uitvoeren van opdrachten van de SD. Hij arresteert tijdens de oorlog tientallen Joden.[6]
In januari 1944 arresteert agent Piet Gerrits een Joods echtpaar dat valse persoonsbewijzen heeft. De persoonsbewijzen voor het echtpaar zijn gemaakt door Wim Berkelmans en aan het echtpaar gegeven door Toon van Beek. Het risico bestaat dat Gerrits de betrokkenheid van Berkelmans en van Beek zal ontdekken. Berkelmans bespreekt het probleem tijdens een aantal beraadslagingen met Rob van Spaendonck, Harry Verbunt, Toon van Beek en Karel Aarts. Zij zien geen andere mogelijkheid dan Gerrits tijdens een aanslag dood te schieten. Van Beek kan zijn dienstwapen niet voor de aanslag gebruiken, omdat een kogel in het lijf van Gerrits de politie naar zijn dienstwapen zou leiden. Daarop stelt van Spaendonck zijn pistool beschikbaar, een 9 mm Browning. Het wapen wordt vóór de aanslag bij van Beek thuis afgeleverd door Jan, de jongste broer van van Spaendonck. Berkelmans duikt onder in Amsterdam en houdt van daaruit contact met de anderen in Tilburg. Waarschijnlijk is het als volgt verder gegaan. Voor de aanslag wordt een plaats uitgekozen op de vaste fietsroute van Gerrits tussen het hoofdbureau van politie aan de Bisschop Zwijsenstraat en zijn woning aan de Le Sage ten Broekstraat. Die plaats is de vijfsprong Nieuwlandstraat, Korte Schijfstraat, Tuinstraat, Noordstraat en Stationsstraat.[7]
Vanuit Amsterdam stuurt Berkelmans twee “zware jongens” naar Tilburg om met van Beek de aanslag uit te voeren: Barend Busnac en Albert Meintser. Berkelmans is erin geslaagd Busnac voor de aanslag te ronselen, omdat Busnac hem een dienst is verschuldigd. Berkelmans heeft eerder namelijk valse persoonsbewijzen gemaakt voor de Joodse verloofde van Busnac en haar zus. Busnac benadert Albert Meintser, zijn jeugdvriend, en vraagt hem mee te doen. Albert zegt ja en gaat met Busnac in opdracht van Berkelmans naar Tilburg. Na hun aankomst in Tilburg komen van Beek, Verbunt en Aarts tot de conclusie dat Busnac en Meintser niet capabel zijn om de aanslag uit te voeren: ze zijn nogal jong en ogenschijnlijk onvoldoende gehard. Busnac en Meintser worden op 22 januari 1944 teruggestuurd naar Amsterdam. Verbunt spreekt vervolgens met ene Joop Kerstens uit Nijmegen af dat hij, in plaats van Busnac en Meintser, samen met van Beek de aanslag pleegt. In de ochtend van 24 januari 1944, de dag van de aanslag, is Kerstens nog steeds niet in Tilburg, waardoor Berkelmans wordt gevraagd om Busnac en Meintser opnieuw naar Tilburg te sturen. Onverwacht komt Kerstens ’s middags toch in Tilburg aan. Hij is op tijd om mee te kunnen doen aan de aanslag. Echter, ook Busnac en Meinster verschijnen in Tilburg. Besloten wordt dat Busnac en Meintser alsnog met van Beek de aanslag uitvoeren op de genoemde vijfsprong, maar dat Kerstens ook meedoet. Het plan wordt nu dat Meintser en Busnac op de fiets Gerrits zullen achtervolgen tussen het politiebureau en de afgesproken plek van de aanslag. Op die plek zullen Kerstens en Van Beek Gerrits opwachten en neerschieten. Meintser en Busnac zullen na de aanslag de aktetas met officiële papieren inpikken die Gerrits naar verwachting bij zich heeft.[8]
Zoals het lemma van deze gebeurtenis beschrijft mislukt de aanslag (later blijkt dat Karel Aarts de aanslag heeft verraden). Nadat ze zien dat Gerrits op 24 januari rond half elf ’s avonds wegfietst bij het politiebureau, gaan van Beek en Kerstens naar de plaats van de aanslag. Daar wachten ze tevergeefs op Gerrits, want de politieagent is onderweg gestopt omdat hij in de gaten heeft dat twee mannen -Meintser en Busnac- achter hem fietsen. Hij besluit hen aan te houden. Gerrits houdt Meintser staande, Busnac vlucht. Gerrits neemt Meintser vervolgens mee naar het hoofdbureau van politie waar hij wordt ingesloten. De volgende dag komt Busnac aan het bureau om te informeren naar Meintser. Gerrits krijgt argwaan en besluit ook Busnac in te sluiten. Gerrits stelt de SD op de hoogte die beiden overneemt. Ze gaan allebei naar Kamp Haaren.[9]
Van Spaendonck, Verbunt, Aarts en van Beek duiken onder, net als Berkelmans heeft gedaan. Van Beek ontsnapt aan arrestatie en komt terecht in het oosten van Nederland, waar hij zijn verzetswerk voortzet en de oorlog overleeft. De andere vier worden alsnog gearresteerd; zij komen terecht in Kamp Haaren, waar Busnac en Meintser zitten.[10]
Kamp Haaren
In Kamp Haaren worden Albert Meintser en Barend Busnac verhoord. Volgens de SD-er Karl Werner Koeny (Saarbrücken, 5 januari 1914), die aan het verhoor deelneemt, vertellen Meintser en Busnac dat ze naar Tilburg zijn gekomen om te schetsen en te schilderen – ze zijn studenten. Daarop geeft Koeny hen een stuk papier en draagt hen op een schets te maken van wat ze, door het raam, buiten zien. Het resultaat lijkt volgens Koeny nergens op en beiden vallen vervolgens snel door de mand. Koeny staat in juni 1946 terecht tijdens het “Tilburg Lynching Trial” voor een Brits militair hof in Essen, Duitsland. Hij wordt verdacht van betrokkenheid bij het doden door de Sicherheitspolizei van drie piloten van respectievelijk de Royal Air Force, Royal Canadian Air Force en de Royal Australian Air Force. Deze oorlogsmisdaad gebeurt op 9 juli 1944 in Tilburg op Diepenstraat 49 bij Coba Pulskens Coba Pulskens. Omdat er geen bewijs is dat Koeny bij de oorlogsmisdaad betrokken is geweest, wordt hij vrijgesproken en vrijgelaten.[11]
Kamp Haaren is een buitenkamp van Kamp Vught en bestaat van eind 1941 tot medio september 1944. Kampcommandant in 1944 is SS Obersturmführer Friedrich Beeck. De gevangenen in Haaren doen administratieve werkzaamheden voor de “Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD”. Het kamp zit in het gebouw van het vroegere Grootseminarie van ’s-Hertogenbosch. Het is tot begin 1943 een gijzelaarskamp en vanaf eind 1942 een politiegevangenis van de SD (“Polizeigefängnis und Untersuchungs Gefängnis”). Een aantal bekende Nederlanders heeft in het gijzelaarskamp gezeten, zoals Frits Philips (de president-directeur van Philips), de schrijver Simon Vestdijk, de historicus Johan Huizinga en de cabaretier Lou Bandy. De arrestanten voor de politiegevangenis worden door de SD in twee groepen onderscheiden. De eerste groep bestaat uit gearresteerden wegens “Grenzüberstritt”; in totaal hebben circa 1350 “grensoverschrijders” in de politiegevangenis gezeten, zoals smokkelaars, parachutisten, piloten en pilotenhelpers, Joden, onderduikers en ontsnapte gevangenen. De tweede groep, aangewezen voor onderzoek (“Untersuchung”), bevat ongeveer 1750 gearresteerden uit verzet en spionage. Onder hen zijn gedropte agenten uit het Englandspiel, medewerkers aan het drukken en verspreiden van de illegale krant “Trouw” (de Trouwgroep) en de gearresteerden van de verzetsgroep van Wim Berkelmans. Van de tweede groep zijn ongeveer 85 personen gefusilleerd.[12]
Sinds 1 mei 1943, na de aankondiging daarvan door Rijkscommissaris Seyss-Inquart in reactie op de April-Meistakingen van 1943, geldt voor het hele land het politiestandrecht. Zeven politiestandgerechten worden opgericht, waaronder het “Polizeistandgericht Herzogenbusch”. De rechtspraak wordt uitgeoefend door een college dat bestaat uit een SS-rechter als president en twee SS-officieren. Zij zijn bevoegdheid bepaalde sabotagehandelingen te berechten. De vonnissen in het kader van het politiestandrecht zijn streng, veelal wordt de doodstraf opgelegd en kort daarna uitgevoerd. Op 24 mei 1944 houdt het “Polizeistandgericht Herzogenbusch” zitting in een zaal van de politiegevangenis in Haaren. 15 gevangenen uit de politiegevangenis worden voorgeleid, inclusief de gearresteerde leden van de verzetsgroep van Wim Berkelmans. Aanvankelijk veroordeelt het Polizeistandgericht alle 15 ter dood. De leden van de groep van Berkelmans, inclusief Karel Aarts, krijgen de doodstraf vanwege de aanslag op Piet Gerrits. Voor Verbunt en Busnac komt daar nog bij dat ze volgens de Duitsers onbevoegd een vuurwapen in bezit hebben gehad. Op het laatste moment wordt de doodstraf van Aarts omgezet in 15 jaar tuchthuis. Aarts belandt op 17 augustus 1944 vanuit Haaren in Kamp Vught en wordt, zo vertelt hij na de oorlog, van daar naar Duitsland gedeporteerd. In Duitsland komt hij terecht in Kamp Sachsenhausen en vervolgens in Kamp Rathenau, een subkamp van Sachsenhausen, waar hij in 1945 door Russische troepen wordt bevrijd.[13]
Fusillades in de Loonse en Drunense Duinen
Op 26 mei 1944 worden de 14 ter dood veroordeelden uit hun cel in Kamp Haaren gehaald. Zij worden met vrachtauto’s van de Grüne Polizei naar de Loonse en Drunense duinen vervoerd, naar een plek nabij restaurant Bosch en Duin. Onder hen zijn Berkelmans, van Spaendonck, Verbunt, Busnac en Albert Meintser. Daar worden de 14 mannen in twee groepen van elk zeven man ingedeeld. Vervolgens worden beide groepen na elkaar gefusilleerd. De “höhere SS-und Polizeiführer Nordwest” plaatst op 26 en 27 mei 1944 een mededeling in de kranten waarin staat dat het doodvonnis is voltrokken. Drie stafleden uit Kamp Haaren zijn bij de terechtstelling aanwezig: Erich Liebing, chauffeur en kampbewaker, Friedrich Böhm, Oberscharführer en kampbewaker, en Albert Blankennagel, Sturmscharführer en ondercommandant. Aanwezig is ook de arts Dr. Ernst Zärtl, die de dood van de gefusilleerden moet vaststellen. Deze vier mannen zijn na de oorlog naar Nederland gehaald om de plaats van de fusillades aan te wijzen. Ondanks deze en andere zoekacties zijn de stoffelijke resten van de gefusilleerden nooit gevonden.[14]
In Udenhout is achter restaurant Bosch en Duin een oorlogsmonument opgericht ter nagedachtenis van de gefusilleerden. Het monument is op 26 mei 2005 onthuld. In 2018 worden tijdens een plechtigheid op de hoek Lage Witsiebaan en Ringbaan West in Tilburg vier verzetsstrijders herdacht: Albert Meintser, Barend Busnac, Frans van Spaendonck en Joop de Jong. Zij worden tijdens de plechtigheid alle vier geëerd met een straatnaam, die op 28 maart 2018 aan ieder van de vier verzetsstrijders is toegekend door het Tilburgse college van burgemeester en wethouders.[15]