Eerste fotografen: verschil tussen versies
Regel 3: | Regel 3: | ||
Het was destijds een algemeen bekend verschijnsel dat rondtrekkende fotografen hun intrek deden in logementen of bij winkeliers, om daar tijdelijk een atelier in te richten. Met advertenties in het Weekblad van Tilburg probeerden zij concurrerend hun klantenkring te vergroten. Ook op kermissen ontbraken zij niet. | Het was destijds een algemeen bekend verschijnsel dat rondtrekkende fotografen hun intrek deden in logementen of bij winkeliers, om daar tijdelijk een atelier in te richten. Met advertenties in het Weekblad van Tilburg probeerden zij concurrerend hun klantenkring te vergroten. Ook op kermissen ontbraken zij niet. | ||
− | Veel is van deze pioniers niet bekend, maar wel dat ze onderling veel contact hadden. Ze gingen bij elkaar in de leer om vervolgens een zelfstandig atelier te openen. Of een fotograaf kocht van een vertrekkende collega de apparatuur en de negatieven. Dat deden bijvoorbeeld [[Beurden, Adriaan van (Tilburg 1843 – Tilburg 1915)|Adriaan van Beurden]], Carel Jan van Damme (1868-1870/1880), die Festges atelier overnam en Hubertus van der | + | Veel is van deze pioniers niet bekend, maar wel dat ze onderling veel contact hadden. Ze gingen bij elkaar in de leer om vervolgens een zelfstandig atelier te openen. Of een fotograaf kocht van een vertrekkende collega de apparatuur en de negatieven. Dat deden bijvoorbeeld [[Beurden, Adriaan van (Tilburg 1843 – Tilburg 1915)|Adriaan van Beurden]], Carel Jan van Damme (1868-1870/1880), die Festges atelier overnam en [[Schoot, Hubertus Adrianus Antonius van der (Tilburg 1866 – Tilburg 1929)|Hubertus van der Schoot]]. Rond de eeuwwisseling begonnen de fotografen F. van Meerendonk (circa 1900-1912), Pierre Paul van Wulven (1901-1902), [[Berssenbrugge, Bernard Heinrich (Henri) Wilhelm (Rotterdam 1873 – Goirle 1959)|Henri Berssenbrugge]] en [[Schmidlin]]. |
[[Categorie:Tilburgs_Lexicon]] | [[Categorie:Tilburgs_Lexicon]] |
Versie van 21 mrt 2012 om 11:41
Het was destijds een algemeen bekend verschijnsel dat rondtrekkende fotografen hun intrek deden in logementen of bij winkeliers, om daar tijdelijk een atelier in te richten. Met advertenties in het Weekblad van Tilburg probeerden zij concurrerend hun klantenkring te vergroten. Ook op kermissen ontbraken zij niet.
Veel is van deze pioniers niet bekend, maar wel dat ze onderling veel contact hadden. Ze gingen bij elkaar in de leer om vervolgens een zelfstandig atelier te openen. Of een fotograaf kocht van een vertrekkende collega de apparatuur en de negatieven. Dat deden bijvoorbeeld Adriaan van Beurden, Carel Jan van Damme (1868-1870/1880), die Festges atelier overnam en Hubertus van der Schoot. Rond de eeuwwisseling begonnen de fotografen F. van Meerendonk (circa 1900-1912), Pierre Paul van Wulven (1901-1902), Henri Berssenbrugge en Schmidlin.