Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Biesbosch; Bedrijvigheid op het Sandoel

Hoepelmakerij

De Biesbosch met zijn bies, riet en wilg, bracht veel bedrijvigheid in de dorpen rondom de Biesbosch zoals Lage Zwaluwe, Sliedrecht, Werkendam en Raamsdonksveer, in de volksmond ’t Fèèr genoemd. De families Simonis, Van Laarhoven en Zijlmans bezaten, behalve land in de Biesbosch, ook de mandenmakerij, de hoepelschuur en het rietmattenbedrijf. Zij waren pioniers op het gebied van vierlingen voor cementvaten. Zij gaven aan de griendbaas de briefjes met de verschillende maten voor het te hakken wilgenhout. Voor de hoepels werd kitteband, tonneband, karreband en haringband gehakt. Hout werd in tweeën gekliefd, dikke stokken gingen door de driekliever. Daarna ging het hout door een soort mangel in de hoepelstelling om het soepeler te maken. Op het Sandoel werd vaak het zware tonneband gebruikt om er boter- en haringvaten van te maken. Haringvaten werden verkocht naar: Scheveningen, Katwijk, IJmuiden, Denemarken en Noorwegen.

2940 - wiki.jpg
5663 - wiki.jpg


Als je niet meer in de Biesbosch kon werken, oud of hulpbehoevend was (geen bijstand, geen AOW), dan ging je in de hoepelmakerij werken; van vier uur ’s morgens tot acht uur ’s avonds. Daar zat voor elk raam en als het donker was bij het licht van een petroleumlamp, een hoepelmaker, met onder handbereik het onafscheidelijk builtje “O” van de Fick, pruimtabak. Rond acht uur bracht een van de kinderen een potje koffie en de broodzak. Voor de dorst overdag dronk de hoepelmaker uit een blikken kruik zijn thee. Ze gingen zuinig om met het griendhout, het loon was laag, maar ze mochten de spaanders houden. Die verkochten ze aan de bakkers, in de omgeving, om de oven te stoken.

Mandenmakerij

0422 - wiki.jpg

Kinderen werkten - onder leiding van een volwassene - in de mandenmakerij. Kinderen die nog te jong waren om naar de Biesbosch te gaan. Of kinderen die vanaf de lagere school kwamen (en soms maar 3 klassen onderwijs hadden genoten). Of kinderen die, al of niet door een ziekte (bijvoorbeeld Polio), gehandicapt waren. Kinderen vlochten de manden in allerlei soorten en maten. Manden werden gemaakt van éénjarige wilg. Dan heeft de wilg nog geen takken gehad en is het nog een gladde stengel.


In de Biesbosch groeiden wel 65 soorten hout die geschikt waren om manden van te vlechten. Er waren ongeschilde bruine manden en met een schilijzer geschilde witte manden. Om manden extra te bleken, langer wit te houden en om te ontsmetten, ondergingen ze in het zwavelhok een extra behandeling. Manden waren belangrijk en waren “het” verzamel- verpakkings- en vervoersmiddel in die tijd. Manden werden gebruikt voor het bewaren en vervoeren van aardappels, groenten en fruit. Transportmanden werden gebruikt om bijvoorbeeld kippen naar de markt te brengen. Er waren mandflessen (een mand om een fles te beschermen). Manden voor de boer en kolenboer. Manden waren belangrijk in het dagelijkse leven. Witte manden werden door bakkers, voor textiel en in het huishouden gebruikt.

Verwerking van biezen

Als in de zomer het bies werd gesneden en in het Zuidergat aan de wal kwam, dan lagen de straten vol bies om te drogen. Bies werd direct doorverkocht. Van bies werden biezen stoelzittingen en vloermatten gemaakt.

Rietmattenbedrijf

Als de Biesboschwerkers in de winter het riet gesneden, gebost en op schelven hadden gezet, werd na de winter het riet per aak naar het Zuidergat vervoerd, gelost en opgeslagen bij Hakkers. Je had stucadoorsriet voor plafonds, dakriet en mattenriet. Bij de rietmattenschuur werd buiten het riet gesorteerd, geschoond en met een groot mes op maat gesneden. Daarna werden er binnen rietmatten van gemaakt. Rietmatten waren nodig voor de baksteenindustrie, bij tuinders voor tuinafscheidingen en om gewassen bij vorst en kou mee af te dekken. Bloemkwekers gebruikten dan weer rietmatten om hun kassen, ingeval van te veel zon, af te dekken. Rietmatten werden veel geëxporteerd naar België en Duitsland. De verwerking van het riet was een belangrijk middel van bestaan op het Sandoel. Toch kon niet iedereen zomaar dicht “bij huis” werk vinden. De Biesboschwerkers stonden bekend als harde werkers en werkten vaak ook buitenaf, bij kanalen en dijken tot in Duitsland bij de aanleg van het Nord-Süd kanaal.

A 0139 - wiki.jpg
3888 - wiki.jpg

Wie denkt dat het een sombere troosteloze boel was, heeft het volkomen mis. De mannen werkten keihard van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Ze zaten vol humor, tapten moppen, haalden onschuldige plagerijtjes uit, bespraken uitvoerig de plaatselijke criminaliteit en de schandalen. Daar werd dan, op de wijs van een bestaand lied, een niet zo’n fraaie tekst op gezongen. De mensen zongen en floten veel; smartlappen waren favoriet. Het werk gaat lichter bij het zingen van een smartlap zoals “Achter in het stille klooster”. Om de moed erin te houden werd er van tijd tot tijd ’n kruikske jenever gekocht. Dan werd er ’n stevig borreltje gedronken en zag men het leven weer wat lichter.

Zonder humor is het leven een zwart gat. Humor is overwonnen ellende.


Heeft u aanvullingen of wijzigingen bij dit artikel? opdekaart@veerserfgoed.nl