Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Wouwer in de Mortel

Op kadasterkaarten uit de negentiende en ver in de twintigste eeuw is in de Mortel een gracht getekend, waarvan de Roomleij deel uitmaakte. De Roomleij komt vanaf de Achthoeven, maakt een flinke bocht naar rechts om daarna deel te zijn van een gracht. Daarna stroomt de Roomleij weer verder en passeert de Winkelsesteeg richting ’t Gommelen.

Als je het pad de Mortel eens vanuit de Groenstraat te voet volgt, passeer je eerst de Roomleij en zie je vervolgens links een zeer laaggelegen weiland, de locatie van de gracht. Als het nat is, moet je vooral niet het weiland opgaan, je zakt er in weg tot aan je knieën.

De wouwer wordt in Udenhout gekoppeld aan de legende van het Verzonken kasteel. Het zou de gracht zijn. Maar dat is niet zo. De wouwer is aangelegd ten behoeve van de visvangst. De naam vijver, die we op oude kaarten tegenkomen, duidt daar op. In de “Lijndonkse geschiedenisles” lezen we: Een wouwer is een visvijver. Deze kwam in de late middeleeuwen volop voor. Ook de heer van Breda had op de Aard onder Lijndonk een paar wouwers, waaronder een zeer grote. Deze leverden vis voor zijn keuken. De beek die door een van de wouwers liep werd later de Wouwerbeek of Gilzewouwerbeek genoemd. Pierre van Beek heeft in 1974 een serie artikelen geschreven over de Leij. Het vijfde artikel had de titel: “De Leij heeft haar kleine geheimen”. En een van die geheimen gaat over de wouwers. Nog een citaat. De poelen van het Ley-gebied oefenden van tijd tot tijd een grote aantrekkingskracht uit op op paling beluste "vissers". Dat vissen gebeurde dan echter niet met een hengel, maar "met groot geweld" om een flinke buit ineens binnen te slepen. Opgezweept door sterke verhalen en hoopvolle vermoedens werd gepoogd zo'n "gat" leeg te scheppen. Dat was het zg. "euzen", een woord dat van "hozen" afkomstig is. Zo'n "eus-partij" had wel eens het karakter van publieke vermakelijkheid, waarbij het flesje snevel niet ontbrak. De zwoegers met de emmers werkten zich, steeds feller gedreven door de hartstocht naarmate het water in de poel daalde, "het klapzuur", terwijl de kijkers aan de kant hun schampscheuten afvuurden zoals: "Altijd graag zien zweten!"... "Er zit geen bisje (beestje)".. Loon naar werken kregen de "euzers" niet altijd. We lazen ergens, dat rond het eeuwbegin twintig man drie dagen en nachten werkten om Van de Voorte Wouwer leeg te scheppen en dat de hele buit nauwelijks uit méér dan een snoek van dertien pond bestond. Die heeft men toen maar aan de burgemeester van Goirle cadeau gedaan.