Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Watersnoodramp 1953 door Jan Kommers: verschil tussen versies

k (Mariane Brouws heeft pagina Verhaal van de watersnoodramp 1953 hernoemd naar Watersnoodramp 1953 door Jan Kommers: Duidelijker)
 
Regel 32: Regel 32:
  
 
Verhaal opgetekend door Jan kommers.
 
Verhaal opgetekend door Jan kommers.
 +
 +
[[Bestand:Logo Veers Erfgoed.jpg|140px|thumb|right|[http://www.veerserfgoed.nl www.veerserfgoed.nl]]]
 +
 +
{| class="wikitable" width="70%"
 +
|Heeft u meer informatie of opmerkingen? opdekaart@veerserfgoed.nl
 +
|-
 +
|}
  
 
[[Categorie:Verhalen_uit_Raamsdonksveer]]
 
[[Categorie:Verhalen_uit_Raamsdonksveer]]

Huidige versie van 8 okt 2019 om 15:29

Verhaal verteld door Jan Kommers over de watersnoodramp 1953

In 1953 was ik net 7 jaar oud en woonde aan de haven in de buurt van de scheepswerf van Piet Tak. Wateroverlast was in die buurt aan de haven een bekend begrip. Een paar maal per winter moesten er zakken met zand gevuld worden om het water buiten te houden; “krammen” heette dat.

Tussen deze sleuf- en schotbalken werden planken aangebracht en zandzakken over de gehele breedte van de straat om het water tegen te houden; het z.g. “krammen”. Bij het pand Haven nr. 8 is dit nog te zien. Bron: www.geertruidenbergopdekaart.nl

Als kleine jongen maakte dat steeds weer veel indruk, het was voor ons als kinderen gewoon weg spannend. Je luisterde naar de verhalen die je van de verzamelde buurtbewoners hoorde en als er dan iemand van achter het laatste stukje van ‘t Fort of uit de IJzersteeg kwam met een bericht dat het water nog steeds niet aan het vallen was, dan waren er rekenmeesters die steeds hogere waterstanden suggereerden. Ook mijn oma (opoe Fort) was daarvan onder de indruk. En iedere keer weer als er maar een paar centimeter overdreven werd, wilde ze haar schamele bezit gaan inpakken en vertrekken naar de zolder.

De veestapel

Het meeste zorgen maakte ze zich dan ook over de kippen en de konijnen en niet te vergeten het varken. Er moest behoorlijk op haar ingepraat worden door mijn ouders dat die beesten echt niet zomaar naar zolder konden. Een laatste poging werd dan door haar ondernomen door te smeken dat in ieder geval de geit dan naar boven (zolder) gebracht zou worden. Welnu, ik mocht een paar maal meemaken dat men met het menske zo’n medelijden had, dat met behulp van een paar potige buren het beest via een smalle draaitrap de zolder opgesleurd werd. U snapt wel zo’n weerbarstig beest dat met gespreide poten en de hoeven in het zand, een draaitrap opgedragen werd … inderdaad een niet allerdaags gezicht. Eenmaal bovengekomen had men er niet echt rekening mee gehouden dat het geen geit maar een bok was , die vanwege de emoties (stress bestond toen nog niet) acuut last kreeg van darmen en blaas en de inhoud daarvan mooi naast de pot deponeerde en ervoor zorgde dat de atmosfeer om te snijden was. Tjonge tjonge, wat een oorverdovende stank.

Storm

Op een koude februariavond/-nacht was het weer zover. De zandzakken stonden gereed, want er was storm op komst: een vliegende storm. Bovendien was het - zoals ik mocht horen van de buurtpraatjes - springvloed. Ik begreep niet zo goed wat dat betekende en werd door een buurman voorgelicht: “kèk joengeske dès verekkes hoog waoter” en zweeg daarna; zijn kennis van dit natuurverschijnsel reikte niet verder. Het was donker en in ons keukentje zaten we rond de kachel. Een extra voorraad houtblokken en een volle kolenkit stonden gereed. Ook de buren waren gekomen. Een paar ervan kwamen net terug van een feestje. Zodoende waren er een paar man bij die meer onder de indruk van de jenever waren dan van het water en de wind. Voortdurend ging mijn vader kijken hoe het erbij stond met het water, toen hij plotseling terug kwam met de mededeling “dun werruft loopt. De scheepswerf van Van Suylekom (de Pekker) stroomde over en het water stroomde de polder in. Er was geen houden meer aan.

“Oooh gottegot” riep opoe Fort “de knijnen”. Het werd als spoedig duidelijk dat er voor die beestjes slechts nog een verblijf in het hiernamaals in het verschiet lag.

Zeer snel steeg het water en in korte tijd bereikte het water de drempel van de keuken. Mijn vader staakte zijn metingen met de duimstok en de tijd was gekomen om met het hele spul naar de bovenverdieping te verhuizen. Dat was eerder gezegd dan gedaan. Oma wilde perse dat het “kammenet” (kabinet) met inhoud ook naar boven ging. Welnu, het was duidelijk dat daar zeker geen tijd meer voor was. Ondertussen stroomde het water steeds rapper de keuken in en mijn tante stopte maar met dweilen. Dit was met recht dweilen met de kraan open. Een ieder ging naar boven en mijn oma werd met stoel en al de trap op gedragen. Was het al moeilijk om een geit de trap op te krijgen, wel dat was een schijntje vergeleken met mijn oma. Dwars als een deur met het bijeen gegraaide beddengoed, kleren en een panneke soep stevig tegen zich aandrukkend was een en ander niet simpel vervoerbaar. Uiteindelijk was een ieder boven geïnstalleerd. De buurmannen, die blijkbaar een reserve voorraad jenever bij zich hadden, zochten als eerste de slaapplaatsen op en vielen met de klompen nog aan in bed als een blok in slaap. Ook mijn bedje was bezet door een vervaarlijk snurkende buurman. Ik vond het niet erg, want daarom mocht ik de hele nacht opblijven.

Waterstanden

Mijn vader hervatte het meten van de waterstand met de duimstok, want ondertussen had het water de 2e traptrede bereikt. Uit voorzorg had mijn moeder het dakraam geïnspecteerd, voor het geval dat het water zo hoog zou komen dat de meute het dak op zou moeten. Al spoedig kwam men tot de conclusie dat oma met stoel en al zeker het dakraam niet doorkon, dus was het wachten op een wonder. Een paar uur later kwam mijn vader met het verheugende bericht dat het water niet meer steeg. Ik mocht mee naar beneden en zittend op de keukentafel voor het raam zag ik die gigantische watermassa in de polder. Ik vond het prachtig. Ik hoefde niet naar school vanwege het water, geweldig. Ik realiseerde me totaal niet wat voor rampspoed er elders had plaatsgevonden en dat velen door het water het leven gelaten hadden.

Dankgebed

Ook oma was verheugd en vond dat het tijd werd om een hogere macht te danken voor het feit dat ze voor erger behoed waren. Ze nodigde daarom alle aanwezigen uit voor een gezamenlijk gebed. De nog stevig slapenden werden uit hun dromen gehaald en nadrukkelijk - soms vergezeld met een stevig aanroepen van onze Heer - verzocht deel te nemen. En ziedaar, achteraf bleek dat niet iedereen het verschil tussen link en rechts meer wist. Een enkeling sloeg een kruis verkeerd om, maar op zo’n moment was dat niet erg en het telde ook mee.

Oma’s zorgen om de beesten waren terecht geweest. De veestapel was her en der uitgedund. De kippen waren verdronken, de konijnen waren iets te lang onder water geweest. Het varken was ontslapen en lag volkomen waterpas in zijn hok en zijn geest keek neer vanuit de varkenshemel over de wateren….


Verhaal opgetekend door Jan kommers.

Heeft u meer informatie of opmerkingen? opdekaart@veerserfgoed.nl