Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Verberne, Louis

BalkTiu.jpg

Louis Gerardus Josephus (Louis) Verberne (1889-1956) is rector magnificus in de periode 1951-1952. Verberne, geboren in Nes bij Nieuwer-Amstel, behaalt in 1908 zijn onderwijzersakte. Hij geeft tot 1917 les aan enkele lagere scholen en studeert daarnaast aan de Katholieke Leergangen in Tilburg voor leraar Nederlands. Dat vak geeft hij vanaf 1917 aan de HBS in Eindhoven en het Onze Lieve Vrouwelyceum te Breda. Hier is hij van 1925-1947 tevens conrector.

Verberne.jpg

Verberne studeert verder. Hij behaalt zijn kandidaats Geschiedenis in Amsterdam en zijn doctoraal in Nijmegen. In 1931 promoveert hij cum laude op het proefschrift ‘Gijsbert Karel’s leerjaren’, waaruit zijn belangstelling blijkt voor de sociale en culturele aspecten van de geschiedenis.

Geschiedschrijving

Het grootste deel van de jaren dertig werkt Verberne aan de geschiedschrijving van het Koninkrijk. Hij schrijft de laatste twee delen van de door Hajo Brugmans opgezette ‘Geschiedenis van Nederland’. Daarin staan onder meer een portret van koning Willem I voor wie Verberne veel genegenheid koestert, en een indrukwekkende beschrijving van de “allerjammerlijkste armoede” van de arbeidende klasse. De veranderende sociale verhoudingen interesseren hem zoals ook blijkt uit een boek (1939) over de Nederlandse arbeidersbeweging.

Verberne bouwt zijn wetenschappelijke oeuvre als historicus voor een belangrijk deel op naast een fulltime baan als leraar. Hij promoveert pas op zijn veertigste en is al 58 jaar als hij in 1947 wordt benoemd tot hoogleraar Politieke, economische en sociale geschiedenis in Tilburg. Een jaar na zijn benoeming wordt hij ook buitengewoon hoogleraar Nieuwste geschiedenis in Nijmegen. Zijn intreerede ‘Het sociale en economische motief in de Bataafse tijd’ handelt over de overgang van het oude generaliteitsland Brabant in ‘het nieuwe Nederland’.

Brabant

Wat Noord-Brabant voor hem betekent, valt ook op te maken uit zijn in 1947 gepubliceerde geschiedenis ‘Noord-Brabant in de negentiende eeuw tot omstreeks 1870’. Als bovenmoerdijker zegt hij in Brabant het “voller en rijker worden van zijn Nederlanderschap” te hebben ervaren. Hij houdt afstand van de romantiek van Brabantia Nostra, maar hecht veel waarde aan de groei van het Brabantse zelfbewustzijn. Hij is gefascineerd door alles wat het resultaat is van ploeteren en zwoegen, alles wat tegen de verdrukking in tot stand komt. Verberne is een katholiek die zeer openstaat voor het contact met andersdenkenden. Gemoedelijk in de omgang, mild als examinator, wat behoudend in taalgebruik en overtuiging is hij voor velen een stimulator.