Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Tilburgers omgekomen in Korea.


De Koreaanse oorlog begon op 25 juni 1950 toen de Democratische Volksrepubliek Korea (Noord-Korea) de Republiek Korea (Zuid-Korea) binnenviel. Noordkoreaanse troepen rukten op naar het zuiden en drongen de Zuidkoreaanse troepen en te hulp gesnelde Amerikaanse troepen (opererend in VN-verband) zover terug dat deze alleen nog een bruggenhoofd bezaten in Zuid-Oost Korea: het Poesan-bruggehoofd. Nederlandse vrijwilligers konden zich vanaf 11 augustus 1950 melden. De vraag was of de strijd al in het voordeel van Noord-Korea beslist was tegen de tijd dat zij klaar waren met hun training. Maar midden september keerden de rollen zich volledig om. Amerikaanse troepen landden in de rug van de Noordkoreanen bij Intsjon en braken uit het Poesan-bruggehoofd in noordelijke richting. Zij overschreden de 38e breedtegraad (de grens tussen Zuid- en Noord-Korea), veroverden op 20 oktober de Noordkoreaanse hoofdstad Pjongjang en rukten in snel tempo op naar de Jaloe-rivier, de grens tussen Noord-Korea en de Volksrepubliek China. Op 26 oktober gingen 630 vrijwilligers van het Nederlands Detachement Verenigde Naties in Rotterdam aan boord van de ‘Zuiderkruis’, op weg naar Korea. Weer was de vraag: komen we nog op tijd om deel te nemen aan de strijd? Misschien werd het Detachement, als de oorlog gewonnen was door Amerikanen en Zuidkoreanen, als bezettingseenheid ingezet. Maar tijdens de boortreis en vooral direct na aankomst in Poesan op 23 november veranderde de situatie voor de derde keer. Naar schatting 300.000 Chinese ‘vrijwilligers’ kwamen de Noordkoreanen te hulp. Als een lawine stortten zij zich op hun tegenstanders, met als gevolg dat Zuidkoreanen en Amerikanen in snel tempo Noord-Korea verlieten.

Drie Tilburgers gesneuveld In deze crisissituatie werd het Nederlandse detachement naar het front ten zuiden van de 38e breedtegraad gestuurd om mee te helpen het Chinese offensief te stoppen. Op 7 januari 1951 ondergingen de vrijwilligers hun vuurdoop bij heuvel 247, ten zuiden van Wonjoe in het noordoostelijke deel van Zuid-Korea. Bij een overval op zijn commandopost in het meer noordelijk gelegen Hoensong sneuvelde de detachementcommandant luitenant-kolonel Den Ouden. Luitenant-kolonel Eekhout volgde hem op. Ingedeeld bij de 2e Amerikaanse divisie van het 8e Amerikaanse leger trok het detachement in de maanden daarop, al vechtend op en rond heuvels, in noordelijke richting, totdat eind mei de 38e breedtegraad werd overschreden. De Chinees-Noordkoreaanse opmars was een halt toegeroepen en maakte plaats voor een moeizame Amerikaanse-Zuidkoreaanse opmars. Het front stabiliseerde zich, en daarmee begonnen in Kaesong wapenstilstandsbesprekingen. Dat betekende overigens niet dat er niet meer gevochten werd. Op 16 en 17 juli betrok het detachement stellingen in het gebied van Nujongol. Doel was heuvel 1120. Na het verkennen van het terrein kreeg de C-compagnie op 26 juli opdracht om heuvel 1120 te veroveren. De aanval werd tot staan gebracht door goed gericht mitrailleurvuur van de Noordkoreanen. Met bajonetten en handgranaten slaagde een Nederlands peloton er niettemin in tot bijna in de vijandelijke stellingen door te dringen. Tevergeefs echter, men werd weer teruggeworpen. Omdat de gevraagde vuursteun en luchtsteun uitbleven en er bovendien omvoldoende munitie was, besloot de compagniescommandant zijn zwaargehavende troepen terug te trekken. Dat gebeurde met medeneming van acht doden, 20 gewonden en acht militairen met uitputtingsverschijnselen. Drie van de acht gesneuvelde vrijwilligers kwamen uit Tilburg.