Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Spoorstudenten

BalkTiu.jpg Het fenomeen spoorstudent dateert van de 19e eeuw, maar krijgt een specifieke betekenis na de Tweede Wereldoorlog. In het verzetsblad De Geus werden de spoorstudent aangemerkt als nihilisten, zij die geen lid waren van een traditionele studentenvereniging als – in Tilburg - TSC St. Olof. Deze nihilisten zouden nauwelijks of geen rol hebben gespeeld in het verzet, en dat kon niet anders betekenen dan dat het wonen op kamers na de oorlog gestimuleerd diende te worden. Dit soort observaties heeft geen leidende rol gespeeld, maar universiteiten – en hun steden - hebben zich in de naoorlogse periode zeer ingespannen om met wooncomplexen zoals aan de Verbernelaan* (zie ook: straatnamen) studenten te verleiden tot het verlaten van het ouderlijk huis.

Sindsdien vormen spoorstudenten in de ogen van ‘echte studenten’ toch nét een wat andere categorie. Dat leidde in jaren ’50 in Nijmegen tot een bijzondere oplossing: de Kring van Nijmeegse Spoorstudenten, genaamd de Raphaëlisten. Dat waren dan wel nihilisten, maar dan georganiseerd en gelieerd aan de oudste Nijmeegse Studentenvereniging Carolus Magnus. Spoorstudenten zijn in de moderne tijd vaak ook georganiseerd, bijvoorbeeld in het verband van een studievereniging. Daarbij neemt het aantal spoorstudenten toe, in Tilburg woont iets meer dan de helft van de circa 30.000 studenten op kamers, de overige ‘sporen’ (of komen met de auto van pa of ma). De toename van het aantal spoorstudenten houdt verband met de afschaffing van de basisbeurs in 2015. Dat levert een nieuw dilemma op: overvolle treinen met alle strategisch gedrag dat daarbij denkbaar is.