Oprichting Boerenleenbank Udenhout: verschil tussen versies
| Regel 1: | Regel 1: | ||
| − | Op zondag 3 december 1899 komt in de boerderij van Kobus van Roessel in den Berkhoek een twaalfkoppig gezelschap bijeen. Dat heeft zich sterk gemaakt om te komen tot de formele oprichting van een eigen Boerenleenbank voor Udenhout. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden hebben | + | Op zondag 3 december 1899 komt in de boerderij van Kobus van Roessel in den Berkhoek een twaalfkoppig gezelschap bijeen. Dat heeft zich sterk gemaakt om te komen tot de formele oprichting van een eigen Boerenleenbank voor Udenhout. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden hebben de twaalf zich laten bijstaan door pater Gerlacus van den Elsen, een witheer van de abdij van Heeswijk. Deze pater staat rond de eeuwwisseling in het Brabantse land en ver daarbuiten bekend als een voorvechter voor de boerenstand. Tot in de verste uithoeken op het platteland bezoekt hij de dorpen en probeert de boeren te interesseren voor zijn denkbeelden over organisatie (boerenbond) en coöperatie (boerenleenbank). Op de dag van de oprichtingsvergadering is pater Van den Elsen ook aanwezig. Eerder, op zondag 12 november, had hij ook al een bezoek gebracht aan Udenhout. |
De nieuwe statuten zijn deels voorgedrukt, deels met de hand geschreven. De medewerking of aanwezigheid van de plaatselijke notaris is uit de akte niet op te maken. De akte is wel gezegeld. Handschriftvergelijking rechtvaardigt de veronderstelling, dat pater Van den Elsen zelf de pen heeft gehanteerd, zodat de oprichters kunnen volstaan met het plaatsen van hun handtekening en het paraferen van enkele doorhalingen. Bij schrijven van 28 december 1899 verkrijgt de bank de Koninklijke Goedkeuring voor de oprichting als zodanig en de daarbij overgelegde statuten. De Nederlandsche Staatscourant publiceert op woensdag 10 januari 1900 de goedgekeurde statuten. Op 30 mei volgt daarop een Rijkssubsidie van f. 75.-, verleend door het Ministerie van Binnenlandsche Zaken als tegemoetkoming in de kosten van de oprichting. | De nieuwe statuten zijn deels voorgedrukt, deels met de hand geschreven. De medewerking of aanwezigheid van de plaatselijke notaris is uit de akte niet op te maken. De akte is wel gezegeld. Handschriftvergelijking rechtvaardigt de veronderstelling, dat pater Van den Elsen zelf de pen heeft gehanteerd, zodat de oprichters kunnen volstaan met het plaatsen van hun handtekening en het paraferen van enkele doorhalingen. Bij schrijven van 28 december 1899 verkrijgt de bank de Koninklijke Goedkeuring voor de oprichting als zodanig en de daarbij overgelegde statuten. De Nederlandsche Staatscourant publiceert op woensdag 10 januari 1900 de goedgekeurde statuten. Op 30 mei volgt daarop een Rijkssubsidie van f. 75.-, verleend door het Ministerie van Binnenlandsche Zaken als tegemoetkoming in de kosten van de oprichting. | ||
Versie van 21 nov 2014 om 13:04
Op zondag 3 december 1899 komt in de boerderij van Kobus van Roessel in den Berkhoek een twaalfkoppig gezelschap bijeen. Dat heeft zich sterk gemaakt om te komen tot de formele oprichting van een eigen Boerenleenbank voor Udenhout. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden hebben de twaalf zich laten bijstaan door pater Gerlacus van den Elsen, een witheer van de abdij van Heeswijk. Deze pater staat rond de eeuwwisseling in het Brabantse land en ver daarbuiten bekend als een voorvechter voor de boerenstand. Tot in de verste uithoeken op het platteland bezoekt hij de dorpen en probeert de boeren te interesseren voor zijn denkbeelden over organisatie (boerenbond) en coöperatie (boerenleenbank). Op de dag van de oprichtingsvergadering is pater Van den Elsen ook aanwezig. Eerder, op zondag 12 november, had hij ook al een bezoek gebracht aan Udenhout.
De nieuwe statuten zijn deels voorgedrukt, deels met de hand geschreven. De medewerking of aanwezigheid van de plaatselijke notaris is uit de akte niet op te maken. De akte is wel gezegeld. Handschriftvergelijking rechtvaardigt de veronderstelling, dat pater Van den Elsen zelf de pen heeft gehanteerd, zodat de oprichters kunnen volstaan met het plaatsen van hun handtekening en het paraferen van enkele doorhalingen. Bij schrijven van 28 december 1899 verkrijgt de bank de Koninklijke Goedkeuring voor de oprichting als zodanig en de daarbij overgelegde statuten. De Nederlandsche Staatscourant publiceert op woensdag 10 januari 1900 de goedgekeurde statuten. Op 30 mei volgt daarop een Rijkssubsidie van f. 75.-, verleend door het Ministerie van Binnenlandsche Zaken als tegemoetkoming in de kosten van de oprichting.