Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Leonie van Harssel: verschil tussen versies

Regel 19: Regel 19:
 
In Haaren wordt Leonie een aantal keren ondervraagd door SD-er Schönfeld. Hij dreigt haar moeder en haar zus te arresteren als ze niet vertelt waar de andere piloten ondergebracht zijn. Ook sluit hij haar vijf dagen op in een cel, zonder eten en zonder frisse lucht. Het is ook Schönfeld, die haar vertelt dat de piloten bij Coba neergeschoten zijn omdat ze wilden ontsnappen toen de Duitsers binnenkwamen. Dat de drie piloten doodgeschoten zijn weet Leonie dan al; dat had ze op 9 juli op het politiebureau van Jef van Eerdewijk gehoord. Gedurende de periode dat Van Hassel in Haaren verblijft, doet de verzetsgroep van Piet van Bommel (Blonde Piet van Brabant) tweemaal een poging om haar te bevrijden. Beide keren mislukt het. Op 30 juli wordt Van Harssel geïnterneerd in kamp Vught. Ook Coba is daar, maar contact is niet mogelijk omdat ze zeven cellen van elkaar verwijderd zijn. Ze spreken elkaar pas op 6 september als kamp Vught vanwege het naderen van de geallieerde legers ontruimd wordt, en ze beiden op transport gesteld worden. Coba vertelt dan uitvoerig aan Leonie wat er in de ochtend van 9 juli precies gebeurd is.  
 
In Haaren wordt Leonie een aantal keren ondervraagd door SD-er Schönfeld. Hij dreigt haar moeder en haar zus te arresteren als ze niet vertelt waar de andere piloten ondergebracht zijn. Ook sluit hij haar vijf dagen op in een cel, zonder eten en zonder frisse lucht. Het is ook Schönfeld, die haar vertelt dat de piloten bij Coba neergeschoten zijn omdat ze wilden ontsnappen toen de Duitsers binnenkwamen. Dat de drie piloten doodgeschoten zijn weet Leonie dan al; dat had ze op 9 juli op het politiebureau van Jef van Eerdewijk gehoord. Gedurende de periode dat Van Hassel in Haaren verblijft, doet de verzetsgroep van Piet van Bommel (Blonde Piet van Brabant) tweemaal een poging om haar te bevrijden. Beide keren mislukt het. Op 30 juli wordt Van Harssel geïnterneerd in kamp Vught. Ook Coba is daar, maar contact is niet mogelijk omdat ze zeven cellen van elkaar verwijderd zijn. Ze spreken elkaar pas op 6 september als kamp Vught vanwege het naderen van de geallieerde legers ontruimd wordt, en ze beiden op transport gesteld worden. Coba vertelt dan uitvoerig aan Leonie wat er in de ochtend van 9 juli precies gebeurd is.  
  
Van Harssel en Pulskens worden op 6 september vanuit Vught naar Ravensbrück getransporteerd. Coba blijft daar, en zal in februari 1945 in de gaskamer omkomen. Leonie komt in Dachau terecht. Bij de ontruiming van Dachau worden de gevangenen geëvacueerd naar Waltershausen waar ze door de Amerikanen bevrijd worden. Leonie keert, totaal verzwakt, in mei 1945 terug naar Nederland.  
+
Van Harssel en Pulskens worden op 6 september vanuit Vught naar Ravensbrück getransporteerd. Coba blijft daar, en zal in februari 1945 in de gaskamer omkomen. Leonie komt in Dachau terecht. Bij de ontruiming van Dachau worden de gevangenen geëvacueerd naar Wolfratshausen waar ze door de Amerikanen bevrijd worden. Leonie keert, totaal verzwakt, in mei 1945 terug naar Nederland.  
  
  

Versie van 11 dec 2019 om 17:32

13648.jpg

Leonarda ’Leonie’ Augustina Maria van Harssel (geb. Tilburg 8-12-1919, gest. Waalwijk 3-5-1998), doktersassistente, actief in het Tilburgse verzet gedurende de Tweede Wereldoorlog. Dochter van Henricus Leonardus Josephus Maria van Harssel (1885-1963) en Maria Pieternella Verschuren (1879-1960). Op 30-1-1951 trouwt zij te Tilburg met Leonardus Johannes van Loon (1920-1989). Zij krijgt drie kinderen.

Leonie wordt op 8 december 1919 in Tilburg aan de Heuvel 59 geboren als dochter van Henricus Leonardus Josephus Maria van Harssel, slager, en Maria Pieternella Verschuren. Zij is afkomstig uit een gezin van zes kinderen. Leonie is het derde kind; zij heeft één oudere zus, Maria (1917) en één oudere broer, Piet (1918). Na Leonie worden nog drie kinderen geboren: Willem (1921), Bep (1923) en Henricus (1925), die na elf maanden overlijdt. Leonie doorloopt de mulo en wordt vervolgens doktersassistente.


In het verzet

Al snel na het uitbreken van de oorlog komt Van Harssel in aanraking met het verzet. Zij werkt als doktersassistente bij huisarts Franken aan het Sint Annaplein in Tilburg. Jonge mannen die weigeren om te gaan werken in Duitsland, geeft ze tips om afgekeurd te worden. De meesten zijn echter niet in staat om te veinzen dat ze ongeschikt zijn; voor hen moeten er onderduikadressen gezocht worden. Vader Van Harssel heeft door zijn slagerij veel contact met boeren en weet waar de jongeren het best ondergebracht kunnen worden. Zus Bep, ‘Kitty’ in het verzet, brengt de jongeren naar de onderduikadressen. Ook broer Piet, priester, is actief binnen het verzet. Leonie houdt zich onder de schuilnaam Jo ‘Jopie’ van den Heuvel onder meer bezig met het verspreiden van illegale pamfletten, koerierswerk en het ophalen van revolvers en munitie.

Tilburg is gedurende de Tweede Wereldoorlog een belangrijke schuil- en doorvoerplaats in de escapelijn van geallieerde piloten. Deze lijn loopt van Tilburg via Baarle-Nassau en Baarle-Hertog verder door naar België, Frankrijk, Spanje en tenslotte Portugal, waar naar Engeland overgestoken wordt. In deze escapelijn spelen Leonie en Bep een rol in het opvangen en escorteren van geallieerde piloten. Soms regelen ze ook onderdak voor de piloten. Verder zorgen ze voor kleding, geld en bonkaarten voor de onderduikgevers. De zussen Van Harssel beschikken over een uitgebreid netwerk. Zij hebben contact met diverse verzetsgroepen, zoals de groep van Piet van Bommel (‘Blonde Piet van Brabant’), de groep van Jan Franken c.s. en de LO/KP, die via Jan Knuvelder het verzet financieel ondersteunt. Verder hebben zij o.a. connecties bij het Distributiekantoor (Verhoeven), de afdeling Bevolking van de gemeente Tilburg (Huub Simons) en de Tilburgse gemeentepolitie (brigadiers Buurman en Kooistra).


Juli 1944

Op 1 juli worden er twee piloten vanuit Waalre naar de ouderlijke woning van Leonie gebracht. Het zijn G.B. Lloyd en Roy Carter. Carter gaat via de schutting naar het huis van de buren (Willekens), op nummer 61, waar hij een week verblijft. Via een kennis krijgt Leonie het adres van Coba Pulskens (‘tante Coba’), die bereid is om een aantal piloten in huis op te nemen.

Op 8 juli brengt politieagent Harry Aarts (LO Eindhoven) met een DKW-dienstauto vanuit Waalre nog twee piloten naar Tilburg: Jack Stewart Nott en Ronald Walker. De auto blijft op de Heuvel wachten tot Roy Carter is ingestapt. Dan gaat het gezelschap op weg naar het huis van Coba Pulskens aan de Diepenstraat 49. Leonie en haar zus Bep fietsen voor de auto uit om de weg te wijzen. Ze zijn nog maar net op weg, of de auto wordt door de Feldgendarmerie aangehouden. Ze mogen echter doorrijden, vermoedelijk omdat het een politieauto is. Aangekomen in de Diepenstraat zetten Leonie en Bep hun fietsen neer en bellen aan bij Coba. Omdat Coba de bel niet hoort, wordt er aangebeld bij de buurvrouw, Anna van Eerdewijk, die Coba waarschuwt. De piloten gaan het huis van Coba binnen, de zussen Van Harssel fietsen weer naar huis. De auto rijdt vervolgens naar Eindhoven om nog twee piloten op te halen. Op de terugweg wordt de auto met daarin Harry Aarts, Piet Haagen (lid KP), verzetsman Jan Brunnekreef uit Oisterwijk en de twee piloten echter bij een Duitse controlepost nabij Moergestel tegengehouden. De piloten, Fraser en McFayden, vallen door de mand omdat ze geen Nederlands spreken. Bij een ondervraging noemt Brunnekreef de Diepenstraat en enkele namen, waaronder die van de zussen Van Harssel. Afgesproken is dat ook Lloyd wordt opgehaald met het tweede transport. Op zondag 9 juli is er tegen het einde van de ochtend nog geen auto komen opdagen. Leonie besluit op de fiets naar Coba te gaan om te vragen of het tweede transport daar al geweest is en of men vergeten is Lloyd te komen oppikken. Er is haast bij, want er is afgesproken dat komende nacht Belgische verzetsmensen bij de grens de piloten overnemen. Leonie wil net naar Coba gaan, als ze buiten bij haar ouderlijk huis wordt aangehouden door twee Duitsers (Schwanz en Klingbeil). Ze doorzoeken het huis, want ze willen ook Bep aanhouden, maar die is niet thuis. De Duitsers nemen Van Harssel mee naar de Diepenstraat, waar een groep mensen bij het huis van Coba staat, en ook staan er drie ambulances. Coba en Jef van Eerdewijk, een inwonende broer van Anna, worden in de auto meegenomen en met Leonie naar het politiebureau in Tilburg gebracht. Daar worden ze ondervraagd, en vervolgens gaan ze naar Mariënhof in Vught, waar de SD zetelt. Leonie wordt daar opnieuw ondervraagd en vervolgens naar Haaren gebracht. Coba is daar dan al. Leonie kan in Haaren beperkt met Coba communiceren door van cel tot cel boodschappen over te brengen.

In Haaren wordt Leonie een aantal keren ondervraagd door SD-er Schönfeld. Hij dreigt haar moeder en haar zus te arresteren als ze niet vertelt waar de andere piloten ondergebracht zijn. Ook sluit hij haar vijf dagen op in een cel, zonder eten en zonder frisse lucht. Het is ook Schönfeld, die haar vertelt dat de piloten bij Coba neergeschoten zijn omdat ze wilden ontsnappen toen de Duitsers binnenkwamen. Dat de drie piloten doodgeschoten zijn weet Leonie dan al; dat had ze op 9 juli op het politiebureau van Jef van Eerdewijk gehoord. Gedurende de periode dat Van Hassel in Haaren verblijft, doet de verzetsgroep van Piet van Bommel (Blonde Piet van Brabant) tweemaal een poging om haar te bevrijden. Beide keren mislukt het. Op 30 juli wordt Van Harssel geïnterneerd in kamp Vught. Ook Coba is daar, maar contact is niet mogelijk omdat ze zeven cellen van elkaar verwijderd zijn. Ze spreken elkaar pas op 6 september als kamp Vught vanwege het naderen van de geallieerde legers ontruimd wordt, en ze beiden op transport gesteld worden. Coba vertelt dan uitvoerig aan Leonie wat er in de ochtend van 9 juli precies gebeurd is.

Van Harssel en Pulskens worden op 6 september vanuit Vught naar Ravensbrück getransporteerd. Coba blijft daar, en zal in februari 1945 in de gaskamer omkomen. Leonie komt in Dachau terecht. Bij de ontruiming van Dachau worden de gevangenen geëvacueerd naar Wolfratshausen waar ze door de Amerikanen bevrijd worden. Leonie keert, totaal verzwakt, in mei 1945 terug naar Nederland.


Na de oorlog

Van 11 tot en met 22 juni 1946 vindt in Essen (Duitsland) het proces plaats tegen de daders van de moord op Carter, Walker en Nott. Van Harssel doet daar haar verhaal in de getuigenbank. Het gerechtshof veroordeeld Rotschopf, Roesener, Schwanz en Cremer voor de moord op de drie piloten. Zij worden ter dood veroordeeld. Van Harssel is lid van de Nederlandse vereniging van oud-pilotenhelpers uit de Tweede Wereldoorlog ‘The Escape’. Ze is redactielid van het contactorgaan The Escape en schrijft artikelen voor dit blad. Als gevolg van het verdringen van emoties en herinneringen uit de oorlogsjaren gaat Leonie psychische en lichamelijke klachten ontwikkelen, bekend als het concentratiekamp (KZ-) syndroom. Leonie van Harssel trouwt op 30 januari 1951 te Tilburg met Leonardus Johannes van Loon (1920-1989). Uit dit huwelijk worden drie kinderen geboren.


Album

Na de oorlog maakt Van Harssel een album over haar ervaringen in de verschillende kampen. Het album bevat o.a. gedichten van medegevangenen in Haaren, een morsecode waarin men met elkaar communiceert via tikken op verwarmingsleidingen of de waterkraan, het embleem dat ze draagt in Ravensbrück (een rode driehoek met de N van Nederland) en een stukje van het hemd dat ze draagt in het kamp. Het album bevat ook foto’s en manen van Tilburgse verzetsmensen waar Van Harssel contacten mee had.


Onderscheidingen

Van Harssel heeft verschillende onderscheidingen ontvangen: het Medal of Freedom (USA), uitgereikt op 18 januari 1947, het Croix de l’Europe en het Verzetsherdenkingskruis (1981).


Auteurs: Joop Brands en Rob van Putten


Bronnen

Regionaal Archief Tilburg

NIOD

  • KB I knipselcollectie personen – 8549.

Internet


Literatuur

  • Ad de Beer, Zo maar een stad. Tilburg 1940-1945 (Tilburg 1994). Hoofdstuk 5 is hiervoor van belang: ‘Tweevoudig drama in de Diepenstraat. Het onderduikwerk van Coba Pulskens: een reconstructie’, p. 115–143.
  • Frans P.M. Janse, ‘Tante Coba, een eenvoudige vrouw. Coba Pulskens (1884-1945), Tilburgse pilotenhelpster in de Tweede Wereldoorlog’, Tilburg, tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur, jaargang 22, nr. 2, oktober 2004, p. 43–68.