Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Kruikenzeikers

‘In Hellemond wonen de Katten, in Teefelen de Waterratten. Dubbeltjessnijders huizen in Oss, Koeken en Bluffers in ’s-Hertogenbosch.’ Zo begint de Brabantse Scheldprocessie van pater Piet Heerkens SVD. De Tilburgers komen er in voor als ‘Kruikenzeiker’, de scheldnaam die een geuzennaam werd. Deze is volledig gerelateerd aan het verleden van Tilburg als textielstad. Tot de introductie van chemische middelen was menselijke urine (zeik) noodzakelijk bij het wassen, verven en vollen van wol. Dat de Tilburgers daarvoor hun urine gebruikten, is onomstotelijk bewezen. Voor het letterlijk plassen in een kruik bestaat geen historische bron. Rond 1800 reisde ds. Stephanus Hanewinkel door Brabant. Het verslag van zijn bezoek aan Tilburg leverde het enige schriftelijke bewijs dat voor het kruikenzeiken werd betaald: ‘Het weven van wollen Lakenen geeft hier aan duizenden menschen den kost. Zelfs geeft deze hantering hier eenen tak van handel, welken men elders vruchteloos zou zoeken, naamlyk Menschenwater. In sommige arme huisgezinnen wordt jaarlyks wel voor dertig of veertig gulden hiervan verkocht.’ Kruikenzeker is tot op heden een begrip dankzij het carnaval. Dit volksfestijn kent tal van kruiken-uitdrukkingen, zoals Kruikenbruiloft, Kruikenbier, Kruikenconcert, Kruikenloop, Kruikenmis en Kruikenstad. Ter gelegenheid van het 22-jarig bestaan van het openbaar carnaval werd dit symbool in 1986 als bronzen beeld onthuld in de Nieuwlandstraat. Burgemeester dr. Ruud Vreeman opperde ooit dat de Kruikenzeiker als symbool niet meer voldeed voor de zesde stad van Nederland. Dat werd hem niet in dank afgenomen. In 2004 publiceerden Henk van Doremalen en Paul Spapens het boek Kruikezeikers: Mythe en werkelijkheid van een Tilburgs fenomeen.