Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Kapucijnenklooster Biezenmortel

Kapucijnenklooster Biezenmortel
Capucijnenklooster.jpg
Kapucijnenklooster Biezenmortel toen de watertoren er nog was.


Kapucijnenklooster Biezenmortel
7.2 jan 2011 056.jpg

In de eerste jaren van de twintigste eeuw ontstonden in Midden-Brabant parochiekerken in kleinere katholieke gemeenschappen. Ook in de buurtschappen Biezenmortel en 't Winkel ontstond toen de behoefte aan een eigen parochiekerk, omdat de afstanden naar de kerk van Udenhout erg groot waren. Daarnaast kwamen ook in deze gemeente goed berijdbare wegen praktisch niet voor.

De bewoners ervaarden vooral in de donkere winterse dagen hoe lastig het was om een bezoek te brengen aan de kerk, de scholen, de kruidenier en andere dorpswinkels. Meerdere malen hadden de bewoners van beide buurtschappen bij de bisschop aangeklopt en daarbij aangedrongen mee te werken aan de stichting van een parochie.

Er komt versnelling indien Gouden Willem van Iersel bereid is een schenking te doen aan de Kapucijnen. Willem had grond aan de Udenhoutseweg onder Helvoirt. Maar het bisdom wilde een kerk dichter bij de buurtschappen Biezenmortel en ’t Winkel. Burgemeester Henricus van Heeswijk ging vervolgens de boer op om geld in te zamelen en om via ruilverkaveling en koop een aangesloten kavel grond te realiseren. Dat kwam er aan de Dreef, de oude laan op het landgoed van de Vorsselaer.

Meneer Willem liet op zijn grond in Helvoirt het klooster Joannes de Deo bouwen voor een broedercongregatie. De architect van het klooster is de kapucijner broeder Felix van Dennenburg, geboren als Kees Baijens. De ervaren bouwmeester werkte in 1919 en 1920 aan de tekeningen voor de bouw van het studieklooster te Biezenmortel. Hij kreeg verlof om het klooster iets royaler en iets luxer op te zetten dan de bestaande gebouwen elders. Dat paste eigenlijk niet in het principe van de Kapucijnen om sober te bouwen, maar komt wel ten goede aan de sfeer in het huis.

Herhaaldelijk verbleef Felix op het werk te Udenhout. Hij bestelde alle bouwmaterialen, verzorgde de keuring en de betaling. Hij onderhield contacten met de aannemer, doch het meest was hij te vinden in zijn timmerwinkel waar hij zelf de kozijnen en deuren vervaardigde. Behalve timmerman was hij ook nog stukadoor en bierbrouwer. Maar voordat de bouw echt uit de grond kwam, moest er eerst grondwerk verricht worden. De inwoners van Biezenmortel hadden aangeboden dit zware grondwerk te klaren en ook de benodigde stenen bij de steenfabriek Udenhout op te halen. Josje de Goolse Brekelmans was de belangrijkste aannemer. Op 15 juli 1920 werd de eerste steen van het klooster ingemetseld. Bij die gelegenheid gaf de burgemeester van Udenhout aan alle werklieden een extra bouwuitkering van twee gulden.

In de loop van 1921 betrokken ruim zestig religieuzen het klooster voor 'Hogere Studiën' te Udenhout. Het waren in hoofdzaak jonge fraters (de toekomstige paters Kapucijnen), die zich op wijsbegeerte toelegden en jonge broeder-novicen. Nadat al deze religieuzen het nieuwe onderdak hadden betrokken, zegende pater provinciaal het gebouw op 27 oktober 1921 in. Het rectoraat werd gesticht op 25 december 1921. De consecratie door de bisschop werd uitgesteld tot 1925.

De kerkmeubilering was eerst nog zeer primitief. Reeds in 1921 had een schenker uit Udenhout twee houten communiebanken gekocht. Men ging hiervoor ver van huis, want de leverancier Ferdinand Studflesser kwam uit St. Ulricht in Groden, dat gelegen is het Zuid-Tirol, Italië. Deze banken werden in februari 1922 geplaatst. Diezelfde maand gaf de Sint Josephstichting opdracht tot het maken van kerkbanken naar ontwerp van broeder Felix. De banken zijn vervaardigd door de firma Chalot in Princenhage bij Breda. Eind september werden de banken geleverd en konden de losse stoelen afgevoerd worden. Er werden vier voorbanken, vier achterbanken en 44 middenbanken geplaatst.

Men behielp zich nog altijd met het noodaltaar. De Kapucijnen en de parochie wilden meer. Daartoe moest er geld ingezameld worden, waarvoor iedereen zich inzette. Reeds in 1922 werd het hoofdaltaar gekocht voor ƒ5.000,- en voor in het priesterkoor geplaatst. De achterwand werd door broeder Felix gemaakt van Slavonisch hout, een fijndradige houtsoort, genoemd naar het land van oorsprong, Slavonië. Deze houtsoort komt in Oost-Europa veel voor.

In 1925 volgde het Maria-altaar, twee jaar later het Franciscus-altaar. Al deze meubels werden gekocht bij M. van Bokhoven-Jonkers te 's-Hertogenbosch. Als dank voor deze opdrachten schonk dit bedrijf het Piëta-beeld, dat geplaatst werd in een nis van de kerk. Op 17 april 1925 kwam de Bossche bisschop Mgr. Diepen naar Biezenmortel. Hij werd ingehaald met een feestelijke optocht.

De hogere studie voor de fraters bestond uit twee hoofdonderdelen, te weten het philosophicum met een studieduur van 3 jaar en het theologicum met een studieduur van 4 jaar. Tot de vakken voor de fraterstudenten behoorden onderricht in de oude talen Latijn, Bijbelgrieks en Hebreeuws. Het lesprogramma, zowel voor filosofie als theologie, bestond gemiddeld uit 17 uur college per week, met daarnaast één uur per week onderricht en oefening van preken. Na hun wijding kregen de jonge priesters, voortaan paters geheten, nog een jaar onderricht in pastoraat of missiewerk in het klooster van Tilburg. Tegenwoordig noemen ze dat een stagejaar.

De paters gingen daarna pastoraal werk verrichten, of werden uitgezonden naar de missiegebieden in verre landen. Knappe studiekoppen werden aangewezen om door te stromen naar een erkende universiteit om daar verder te studeren en eventueel te promoveren.

Gedwongen door de veranderingen in de zestiger jaren van de vorige eeuw besloot de orde in 1964 om zowel de studie van de onderdelen filosofie en theologie in Biezenmortel te concentreren. Maar het aantal studenten was toen al flink teruggelopen. De groep wijdelingen daalde in enkele jaren snel van circa tien tot twee. De ontwikkelingen gingen snel. In datzelfde jaar 1964 ging een deel van de opleiding over naar een gemeenschappelijke priesteropleiding, bekend onder de naam Gemeenschappelijk Instituut voor Theologie (GIT) te Tilburg. In 1967 werd besloten de studie in Biezenmortel geheel op te heffen en de opleiding onder te brengen bij de Stichting Theologische Faculteit Tilburg. In 1967 werd het klooster verkocht aan de zusters Franciscanessen van Etten die het bestemden voor bezinningshuis voor zusters van de eigen congregatie. In 1994 vertrokken ook de zusters Franciscanessen. Het grote klooster werd gekocht door Holding Beukenhof Biezenmortel BV met als doel het te gaan exploiteren als groepsaccommodatie. (Zie ook Unentse Sprokkels 8, blz. 31.)

Zie ook