Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Jan de Bakker en de lopende lamme

Wedervaren van een broodbezorger en zijn vervanger

Hij had nog nooit ook maar één tarwebrood, krentenbol, mikkeman of wat dan ook gebakken, toch kende zowat heel 't Veer mijn zwager Jan van Gennip slechts als 'Jan den Bakker'.

Enige logica zat er feitelijk wel in, want Jan was al sinds jaar en dag de overal in 't Veer opduikende broodbezorger van de Coöperatie. Deze Rooms Katholieke vereniging, gestoeld op een flinke dosis Broederhulp, met voornamelijk onbemiddelde klanten als leden, had op het zowat geheel roomse, uit eenvoudige arbeiders bestaande Sandoel een maar liefst 'driedelige' vestiging! Pal naast de altijd keidrukke kruidenierswinkel (de Koeperetief) had men een heel grote bakkerij, met daarachter ook nog eens een ruim kolenterrein, waar o.a. bergen eierkolen, antraciet en cyntraciet lagen te wachten om in mudse zakken geschept te worden voor de klanten.

'Chef', die eigenlijk Kees heette, bestierde de kruidenierswinkel, Piet 'den Bakker', die met z'n gezin ook boven z'n werkplek woonde, had de leiding in de bakkerij en 'de lange' Huib Vissers, met z'n eeuwige, donkerblauwe alpinopetje, grote, sterke handen en betrouwbare ogen in z'n verder goeddeels zwartepietengezicht, 'ging over' de kolen.

Bestand:.jpg
1957 - Het jonge gezin Van Gennip-Soeters bij het voorraam van hun 'paleisje' in de Rietsteeg met de kleine Kees.

Jan had een paar jaar, noodgedwongen, binnen gewerkt voor hij in de jaren vijftig aan deze nieuwe baan als broodbezorger begon. Overwegend zittend werk was dat geweest bij de Volt, een onderafdeling van Philips, in Oosterhout. Daar werkten destijds ook veel Veerse meisjes. Die werden met een speciale bus vervoerd. Een zus van mij was ook zo'n Volt-meisje.

Die had 't er prima naar d'r zin. Dat kon van Jan niet bepaald gezegd worden! Maar hij moest wát, toen hij na twee jaar verplicht het Nederlands leger op Java in Indonesië gediend te hebben, met de dankbare boodschap 'zoek het nu verder zelf maar uit' vanuit tropisch oorlogsgebied terugkwam in z'n thuishaven, de kille 'metropool' Den Hout.

Een grote pré van deze totaal andere baan vond Jan dus vooral het feit dat hij voortaan lekker buiten kon werken en volop in beweging zou zijn. Zijn werkterrein bestond dan wel niet uit dichte oerwouden of uitgestrekte rijstvelden, maar toch.....!

Bovendien loop je ook iets geruster met een krentenmik in je handen dan met een groot geweer!

Wat natuurlijk ook meewoog, was dat hij 's morgens niet voor dag en dauw z'n bed uit moest. Immers, van een wekker die om 5 uur, half 6 op het nachtkastje staat te tapdansen, wordt een mens gemeenlijk ook niet bijster vrolijk! En, wat te denken van die dagelijkse files? Ook toen al, ja! Op het Veer 'stikte' het destijds van de pendelaars, die in Rotterdam en omstreken de kost moesten verdienen. Die hebben tezamen heel wat mud opgewarmde eigenheimers of bevelanders voorgeschoteld gekregen......!

Nee, dit was in veel opzichten een prachtbaan voor de flegmatieke Jan, die inmiddels met m'n oudste zus, Mien, getrouwd was. Ze woonden in zo'n groene, houten keet, die ze, zoals zoveel andere Verenaren destijds, in het Zeeuwse Westkapelle hadden opgehaald. Die keten stonden nu in talrijke, her en der verspreide volkstuintjes, waar ze aan een tweede leven als noodwoning waren begonnen. De woningnood op het Veer was gigantisch hoog zo'n jaar of tien na de oorlog. Dus je moest een beetje creatief kunnen denken en handelen en vooral geen al te hoge eisen stellen aan het te betrekken 'nest' als je wilde trouwen en een gezin stichten.

Die keet van Jan en ons Mien stond helemaal achterin de Rietsteeg, omgeven door het groen van staakbonen, aardappels, reiserwten en wat dies meer zij, pal achter het kolenterrein van de Coöperatie. Met een beetje fantasie waande je hier in rustiek Zuid-Limburg!

Jan was nu in feite grotendeels eigen baas, met een vaste dagtaak, dat wel, en aantrekkelijke werktijden. Zo stond er bijvoorbeeld in een gemeentelijke verordening, dat je niet voor 10 uur 's ochtends langs de huizen mocht venten. Die regel was nou niet bepaald een handicap! Jan had 's morgens altijd wel wat voorbereidende werkzaamheden te doen, maar dan nog......

Als hij in 'n normaal tempo doorwerkte, dus niet overdreven lang stond te 'kletsen' onderweg of ergens uitgebreid koffie zat te leuten, dan had ie mooi rond half vijf avond. Dan moesten ze in Rotterdam nog in het busje stappen!

Enige, grote, nadeel was dat de in Nederland pas verworven 5-daagse werkweek voor hem natuurlijk niet opging. De vrije zaterdag was juist zijn drukste dag van de hele week!

Al met al zal dit ook best weer bijgedragen hebben tot een alleszins redelijk salaris. Anders red je het immers niet met 7 opgroeiende kinderen, die ook nog eens verder wilden studeren!

Op extreem drukke zaterdagen en op de dagen pal voor de feestdagen ben ik destijds voor het eerst met Jan meegegaan als extra hulp. Ik zal toen een jaar of 17 geweest zijn, denk ik. Zo ongeveer in '63 was dat dus. Jan reed toen in ieder geval nog met zo'n grote, lompe bakfiets.

Dat was zelden een feest, al helemaal niet als de weg enigszins omhoog liep. Ik liftte onderweg mee, zittend op het brede spatbord van het veilige, rechter wiel. Alleen bij die verhogingen, zoals op het Sandoel richting Kartuizerstraat, rende ik er even achteraan om een extra duwtje te geven.

Bij kolenboer Coby Niessen hielp toen nog een trekhond mee. Die moest de hele dag in een tuigje onder die vieze, stoffige duwkar lopen! Dan hing z'n tong natuurlijk uit de bek! Zo ging dat nog in die jaren. Echter, niet voor lang meer. Toen werd het gelukkig verboden!

Bestand:.jpg
De bakfiets-periode is voorgoed afgesloten. Trots poseert Jan, schuin voor de ingang van de bakkerij met zijn elektrokar.

Korte tijd daarna kreeg Jan de beschikking over een heuse elektrokar! Over luxe gesproken! Je had er zelfs geen rijbewijs voor nodig. Eenmaal 18 mocht ook ik erin rijden!

Toen kwamen ook de jaren dat ik geheel zelfstandig, tijdelijk bezorger werd. Dat was in de zomer wanneer Jan twee weken vakantie opnam.

De Coöperatie wenste haar klanten echter 52/52 weken van dienst te zijn. Dus moest er een vakantiehulp 'ingehuurd' worden. Die had men gauw gevonden in mijn persoontje. Ik was Jans zwager, kende het Veer en had dus ook enige ervaring. Vakantie had ik genoeg. Ik zat immers nog op de Kweekschool.

Bestand:.jpg
Onbekend is welke klant Jan hier aan 'un halluf terfke' helpt. Is dit alweer een nieuwe elektrokar? Het lijkt er wel op!

Voordat ik de eerste keer geheel zelfstandig die route zou gaan rijden, ben ik toch nog enkele dagen mee op pad geweest, teneinde de nodige puntjes op de i te zetten. Je kijkt er van op met wat voor 'n scala aan zaken je als 'eenvoudige bezorger' zoal rekening dient te houden!

Het waren toch zo'n 200 vaste klanten, die je moest bedienen. Maar ook 200 verschillende! Dus, er zat er best een aantal tussen met een puur persoonlijke en/of bijzondere 'gebruiksaanwijzing'. Om enig idee te krijgen, volgt hieronder een kleine bloemlezing van wat Jan me onderweg zoal op 't hart drukte. De adressen en namen zijn uiteraard gefingeerd, de feiten kloppen echter als een bus.

- Boterpolderlaan 5. Het eerste adres van de dagelijkse, lange route, die heel 't Veer doorkruiste. 'Deze mevrouw wenst iedere dag af te rekenen, want ze wil bij niemand ook maar één dubbeltje in het krijt te staan! Dat zegt ze er bij iedere betaling ook nadrukkelijk bij! Daar verder beslist niet op reageren, anders krijg je een heel oud, omslachtig verhaal voorgeschoteld over hoe dat zo gekomen is en loop je na je eerste klant al, met een suf gelulde kop, ruim achter op je tijdschema!'

- Frans Halsstraat 29. 'Hier is zélden of nooit iemand thuis. Werken allebei, nog geen kinderen. Aanbellen bij nr. 27. Per se niet bij de andere buren van 31, want daar liggen ze al jaren hopeloos mee overhoop i.v.m. de gezamenlijke schutting. Zijn ze op nr. 27 ook niet thuis, dan 'even' bij Jan Steenstraat 13 (geen klant van ons, maar een zus van haar) een half gesneden wit afgeven. 's Zaterdags een zak kadetten. Je moet soms wat over hebben voor je vaste klanten.....!'

- Haven 5. 'Hier woont een wat ouder echtpaar. Twee keer lang bellen, dan drie keer heel kort. Dan weet men dat de bakker aan de deur is en niet een willekeurig ander iemand. Voor vaste bellers hebben ze een soort code. Ik heb het 'uit balorigheid' eens een keer getest, door twee i.p.v. drie keer kort te bellen. Vervolgens werd er door de brievenbus geroepen: Vandaag niks nodig, groenteman, morgen wél! Toen ben ik een kwartiertje later toch maar even teruggegaan, anders hadden ze die dag nog geen brood gehad ook!'

- IJzersteeg 11. 'Als er niemand thuis is, een half gesnéden wit én een half óngesneden kniptarwe in de groene broodtrommel in de schuur leggen. Die broodtrommel staat op de werkbank. Wel goed afsluiten. Dan kan er geen ongedierte bij!'

- Haven 78. 'Als er niemand open doet, dan heel hard aankloppen bij de buurvrouw van nr. 80. Daar gaat ze namelijk regelmatig op de koffie. Je hoort ze soms buiten al kwekken! Als daar ook niet gereageerd wordt, dan zijn ze waarschijnlijk sámen op stap. In dat geval één gesneden tarwe in 'n plastic tasje doen dat sowieso altijd aan de deurknop hangt. Op donderdag ook een zak beschuitbollen erbij. Dat laatste vooral niet vergeten, want daar is haar man blijkbaar ontzettend aan verslingerd! Anders zijn de volgende dag de rapen goed gaar. En, dat wil je met haar liever niet meemaken!'

- Van Wijngaardenstraat 23. 'Twee halve, gesneden tarwebroden. Dus beslist niet één heel! Haar man neemt nml. een half brood, met beleg apart, mee naar z'n werk. Dan hoeft ze het brood niet zelf in twee helften te verdelen en opnieuw in te pakken. Best wel logisch! Op zaterdag is er altijd iemand thuis. Dan rekenen ze ook af voor de gehele week.'

- Van de Poelstraat 15. 'Daar ligt vaak, als 't weer het toelaat, een grote Duitse herder bij de voordeur. Zogenaamd ligt hij te pitten! Maar vergis je niet! Voor de zekerheid altijd even roepen 'de bakker, Maurits!' en vervolgens een korstje brood in z'n richting gooien. Dan is er verder niks aan de hand!'

- Berkenstraat 17. 'Als er niemand thuis is, hangen er altijd twee plastic tasjes aan de knop van de voordeur. In het witte tasje een half gesneden melkwit doen. Het andere tasje is voor de Libelle. Vergis je liever niet van kleur, want dan krijg je 's anderendaags een verhaal te horen waar je geen touw aan kunt vastknopen. Het ontbreekt er alleen nog maar net aan, dat ze de Libelle niet heeft staan opsmeren! Bespaar jezelf dat epistel!'

- Omschoorweg 13. 'Geen grapjes maken of iets té opgewekt praten. Daar kan die vrouw absoluut niet tegen! Ik heb niks om te lachen, zegt ze dan kribbig! Haar man is nameljk zes jaar geleden overleden. Dat verdriet heeft ze nog steeds niet verwerkt. Daarom ook gaat ze, al is het nog zo bloedheet, dagelijks van top tot teen in het zwart gekleed. Dáár vooral geen opmerking over maken! Al met al best een triest geval.......'

- Julianalaan 37. 'Op dinsdag, donderdag en zaterdag een half zoutloos tarwe afgeven. De rest van het brood haalt 'madame' bij de supermarkt, omdat het daar iets goedkoper is! Maar aangezien ze daar geen zoutloos brood verkopen....! Het is dat ze vroeger een goede vriendin van je zus is geweest bij de toneelvereniging, anders had ik haar natuurlijk allang laten barsten! Ach ja, je moet soms een offertje brengen voor een goed huwelijk....!'

- Stierenpijp 6. 'Als er niemand thuis, een verpakt regeringsbrood door het w.c.-raampje gooien. Beslist niet naar links, want daar staat de poepdoos, zonder deksel! Zover mogelijk naar rechts mikken, dus!'

- Sandoel 17. 'Altijd hélemaal achterom gaan. Dus twee poortjes door. Alvast anderhalf gesneden wit en anderhalf gesneden tarwe in je mand meenemen. Anders kun je gegarandeerd dat hele stuk teruglopen. Neem je namelijk alleen een heel brood mee, dan wil ze gegarandeerd een half. En omgekeerd......! Heb je alleen wit bij je, dan wil ze per se tarwe. En omgekeerd....! Over dwarsgebakken gesproken!'

- Sandoel 68. 'Leg op donderdagmorgen bij het laden alvast een zak beschuitbollen apart. Want als die óp zijn, is het Sandoel te klein!'

- Koningstraat 95. 'Hier elke dag drie hele, verpakte regeringsbroden afleveren. Je moet die elke ochtend bij het uit- en inladen meteen op een schap apart leggen en pas twee dagen later meenemen. Maak dus ook geen fout op het schap!

Je wilt het niet geloven, maar vérs brood, waar je bijna doorheen pakt, noemt die vrouw 'oud'. En, écht oud brood, met de leeftijd van een dag of twee, drie, vindt ze 'lekker vers'! Haar kinderen denken er uiteraard net zo over. Die zullen ook niet anders gewend zijn. Er vooral niet tegenin gaan. Dat heeft geen enkele zin! Het is verder een hartstikke goede klant en een aardig mens, dus....'

Tot zover de bloemlezing. 'Er zijn nog wel enkele kleine dingetjes, maar die wijzen zichzelf de weg', aldus Jan. Om daar vrijwel meteen aan toe te voegen: 'Wacht, er is nog wel degelijk iets!'

Jan noemde in één adem de naam van 'n drietal vrouwen, met een twijfelachtige bekendheid op het Veer. Ze waren heel slecht van betalen, om het maar eens eufemistisch uit te drukken. Het waren geen vaste klanten. Dat waren ze trouwens intussen nergens meer. Ik kende ze alle drie. Twee ervan voornamelijk vanuit de kroeg. Ik had al enig idee waar Jan heen wilde. 'Verdomd goed uitkijken voor die drie', waarschuwde Jan, 'zelfs al ken je elkaar! Ze proberen het bij iedereen, niemand uitgezonderd, dus straks gegarandeerd ook bij jou! Jij bent nieuw, een groentje in hun ogen ook. Iemand die ze gemakkelijk te grazen kunnen nemen. Laat ze echter vanaf de eerste de beste keer dat ze aan de kar verschijnen contant betalen! Ze zullen ongetwijfeld met 'n korf vol smoesjes of heel zielige verhalen op de proppen komen. Maar, je zult keihard moeten zijn, anders ga je gegarandeerd voor gaas! Al was het maar voor één zak eierkoeken. Hoewel het in de praktijk wel wat meer zal zijn!

Een andere truc van hen is om eerst, op eigen initiatief, een paar keer contant te betalen. Meestal gaat het dan om iets goedkoops. Dan volgt al vrij snel een grote bestelling en .......juist dan hebben ze de portemonnee 'heel toevallig' in de andere tas laten zitten. Of ze het voor één keertje kunnen laten opschrijven? Morgen rekenen ze écht alles af. Jij vertrouwt ze, want ze hebben immers steeds contant betaald. De eerstvolgende keer dat je ze daarna ziet, doen ze echter alsof hun neus bloedt. Jij zult je wel vergissen! Of ben je soms vergeten dat ze altijd handje, contantje afrekenden? Onvoorstelbaar hondsbrutaal zijn ze, alle drie. Soms lijkt het wel een complot!'

Het bezorgen ging me prima af. Ik vond het best leuk, afwisselend werk. De tijd vloog dan ook om. Je had de hele dag aanspraak aan de klanten. En ook nog eens op onverwachte momenten, wanneer je onderweg een bekende tegenkwam of tegen iets onverwachts aanliep.

Je moest je echter niet laten verleiden om het 'uit de hand te laten lopen'. Dan kwam je later op de dag in tijdnood en dat was maar niks! Te lachen viel er onderweg ook altijd wel iets. En anders hielp je de humor toch gewoon een handje!

Je had ook van die huisvrouwen die er als het ware om vroegen om eens in de zoveel tijd geplaagd of in de maling genomen te worden. Als ze, 't maakte ze niet veel uit hoe, maar even in 't middelpunt van de belangstelling stonden!

Jont behoorde ook overduidelijk tot dat slag. Ik kende haar al best lang. Ze was jaren geleden vanuit 't Hankse getrouwd met een oudere neef van me. Jont was zo'n overdreven amicaal, soms bijna hinderlijk klef type. Een aandachttrekster eerste klas! Gemáákt supervriendelijk doen, de deur wijd openzwieren nog voor je had aangebeld, je elke dag opnieuw lang aan de praat willen houden met allerlei zeververhalen, je van alles en nog wat willen laten zien, net wanneer jij in tijdnood dreigt te raken, altijd iets harder praten of lachen dan de rest....En dan rondkijken met een blik van 'Hoor mij eens....!'

Nee, ik was altijd weer wát blij en opgelucht als ik haar deur zo ver voorbij was dat het bijna niet meer te beroepen was. Want, tot drie deuren verderop bestookte ze je nog gerust met allerlei kletskoek. Niet bepaald het charmante vrouwelijk gedrag dus, dat een adolescent hevig naar het huwelijk doet verlangen! Integendeel!

Op de maandag van m'n tweede week overviel Jont me zowaar met een serieuze vraag. Ik schrok er bijna van! Ze stelde die natuurlijk wel uitgerekend op het moment dat zich juist een aardige man, geen klant overigens, bij de kar had gemeld voor een zak verse kadetten.

'Bakker, bakker', kwam ze er brutaal tussen, 'bakker, jullie leveren toch ook taart, nietwaar?' Tuurlijk, mompelde ik, terwijl ik de man aan z'n gading hielp. Maar die heb ik uiteraard niet uit voorraad leverbaar! Die zult u dus moeten bestellen. Eén dag tevoren en het komt al voor de bakker! 'Oh, dan ben ik gelukkig ruim op tijd', klonk het gerustgesteld.

Toen de man met zijn verse kadetjes was weggefietst en ik me toch maar tot haar wendde, bleek die bestelling pas voor komende vrijdag te zijn, wanneer haar man jarig was. Na nog wat vragen en informatie van mijn kant, kon ik tenslotte een slagroomtaart voor 14-16 personen noteren. Een redelijke joekel dus, met 48 kaarsjes. Dat ze me, bij het vertrek, nog eens hard nariep 'Bakker, die grote

slagroomtaart vrijdag niet vergeten, hé!', was een logisch gevolg van het feit dat de vrouw van drie deuren verderop net in de opening verscheen!

Op dinsdag, woensdag en donderdag die volgden, dus elke dag opnieuw, moest ik weer bevestigen dat ik die taart toch écht besteld had, dat het inderdaad 100% zeker een slagroomtaart was en dat er minimaal 14 personen een ruime punt van naar binnen zouden kunnen smikkelen. En nee, die 48 kaarsjes was ik ook niet vergeten! Schijtziek werd ik er ondertussen van! Mijn bevestigingen werden daardoor steeds korter en chagrijniger, maar dat ontging haar nu eenmaal. Daarvoor was ze teveel met zichzelf bezig, had ze ook een te dikke plaat voor de kop. Ik, op mijn beurt, verheugde me intussen steeds meer op vrijdag........

Blijkbaar had Jont, ook niks vreemds overigens, een hele poos tussen de gordijnen door staan te koekeloeren. Op ruime afstand, toen ik nog maar koud de hoek van de straat om was, zag ik namelijk haar deur al openzwaaien.

Ze droeg een afschuwelijke, strakke, roze broek, met een nog lelijkere, knalrode blouse! Werkelijk geen gezicht! Op hoge hakken beende ze richting stoeprand om mijn stopplaats lijfelijk aan te geven. Ze moet niet 't hart hebben om een punt van haar schoenen over de rand te laten uitsteken, dacht ik nog!

Toen ik naderde, gaf ze, om leuk te doen, of te laten zien dat ze al in feeststemming was, een stopteken en maakte daarbij wat kolderieke bewegingen, die ze zelf kennelijk hartstikke komisch vond. Ik kon met de beste wil van de wereld echter niet om dat spastische gedoe lachen. Maar mijn beurt kwam nu wel heel dichtbij!

Eenmaal gestopt voor die uitsloverige 'vogelverschrikster' volgde een korte dialoog. Ongeveer van deze strekking:

- 'Goeie morgen, bakkertje! En waar is Jont zo benieuwd naar?' - Bakkertje heeft geen idee! - 'Geen idee? De taart, natuurlijk, gekkie!' - Taart, gekkie? - 'De verjaardagstaart, die ik maandag besteld heb, natuurlijk! Omdat mijne Bart vandaag jarig is. 48 wordt hij!' - Maandag een taart besteld? Wie? - 'Ik natuurlijk, oen! Een slagroomtaart voor 14 tot16 personen, met 48 kaarsjes erop!' - Een slagroomtaart voor oen, met 14 tot 16 kaarsjes erop? (De lach was al verdwenen en haar gezicht werd duidelijk roder.) - '48 kaarsjes, druiloor, en voor ongeveer 14 tot 16 personen!' - Was die besteld, zei je? Wanneer dan? - 'Jij moet je eens door een psychiater heel goed na laten kijken, debiel! Die taart heb ik maandag al besteld! Toen jij hier met dat vreemd heerschap stond te beppen! Je gaat me toch niet vertellen dat je het daardoor vergeten bent, hè!' - Vergeten? Ik weet van niks! Echt van niks.....! - 'Ik heb het dinsdag, woensdag en gisteren nog eens extra bij je gecheckt! Ben je dat soms ook al vergeten?' - 'Gecheckt bij een debiel, die hier stond te ouwehoeren?' (Ik zag dat het nu niet lang meer kon duren, of de bom zou écht barsten....nou vooruit, nog één klein schepje dan.) - Dus er stond een taart te ouwehoeren met een vent, die 14 tot16 kaarsjes bij zich had? Vat ik het zo wél goed samen? (Ze slaakte de diepste zucht die ik ooit iemand heb horen slaken, plantte haar armen in de zij en blafte met overslaande stem:) - 'Zeg snotventje, als jij met die zogenaamde geleerde hersens van je, mij wilt vertellen dat jij geen taart bij je hebt...... (Ze sloeg van onmacht keihard op het dak van de elektrokar) .....dan zal ik van jou eens kruimelgebak maken!'

Zo kon ie wel, vond ik. Dadelijk liep het nog écht uit de hand! Wie weet, een kleine hartverzakking of zoiets! Daar was duidelijk niet veel meer voor nodig! Ik stapte daarom maar gauw uit, gaf haar, ter kalmering, alvast een vette knipoog, glipte als een aal langs haar lelijke, roze broek en pakte snel de bestelde taart achter uit de kar. Haar gezicht betrok meteen toen ze die grote gebakdoos zag. 'Jij, jij lelijke, lelijke rotzak....', stotterde ze. 'Ik dacht écht...! Jij, vlegel, om een mens zó op stang te jagen!'

Het bleef nog zeker tien minuten gezellig onrustig op de stoep, temidden van een vijftal toegesnelde buren, die nog tot in lengte van jaren te horen zouden krijgen dat zij, Jont, wel 'van wanten wist' en 'absoluut niet met zich liet sollen door zo'n snotneus!' Je moet er maar niet aan denken wat er gebeurd zou zijn, als Jont, in alle hectiek, het had zomaar gekund, de taart uit haar handen had laten vallen!

Al bij al was het toch best 'n leuke voorstelling geweest en óók een goede les. Niet álle mensen weten blijkbaar redelijk in te schatten waar werkelijkheid plaatsmaakt voor absolute nonsens!

Het kleinere komische werk diende zich dagelijks meerdere keren aan. Het iets grotere was logischerwijs dunner gezaaid en moest, zoals eerder gezegd, soms een handje geholpen worden! Nog ééntje dan, een uit de categorie 'wantrouwen':

Het gebeurde niet eens op 't Veer, maar in 'bekakt' Den Berg. Kees Willemen was daar sinds jaar en dag een van de warme bakkers geweest. Toen de jaren begonnen te tellen en hij het echt kalmer aan wilde gaan doen, had hij zijn zaak drie jaar geleden verkocht aan de Coöperatie.

Bestand:.jpg
Je ziet het er misschien niet aan af, maar dit was nog eens een stervensdrukke winkel! Zowat het hele Sandoel deed hier zijn boodschappen. Rechts de ingang naar de steeg waarin 'Jantje Baoi' woonde.

Kees werd, net als Jan, bezorger. Verder niks, geen andere sores meer aan z'n kop. Eerst en vooral geen nachtelijk bakwerk meer! Voortaan een vast loon voor een baan met tenminste christelijke werktijden!

Ook Kees had recht op twee vakantieweken en ook hij kwam, via Jan natuurlijk, bij mij terecht. Ik had, zoals eerder gezegd, vakantie te over!

De mensen in Den Berg waren, het moet worden gezegd, toch iets anders, vooral wat afstandelijker dan op 't Veer! Dat was trouwens ook het eerste dat Kees mij gedurende de tweedaagse 'stage' op het hart drukte. 'Hier niks geen briefjes, openstaande w.c-raampjes, plastic tasjes etc. Als er niemand thuis is.....jammer dan! Volgende klant!'

Het gevolg was niet alleen dat je sneller klaar was. Maar toch ook dat je veel minder oog had op de bestelling voor de volgende dag en dat je soms, vooral in deze vakantietijd, wel erg veel over hield voor in de vriezer. Maar goed, daar wil ik 't nu even niet over hebben. Beroepsgeheim!

Het gaat me nu alleen om die ene vrouw, die zelfs voor Bergse begrippen nog als een kakmadam overkwam. Haar tongval verraadde geen specifieke afkomst. Maar, import was ze zeker. Misschien was ze wel de vrouw van een PNEM-directeur of een andere hoge pief. Enfin, wat maakt het eigenlijk ook uit!

'Bakkerrrr, bakkerrr, verkoopt u ook krentenbrood?', vroeg ze plompverloren, met de nodige rollende r 's. Dat verkocht ik inderdaad, bevestigde ik. 'Doe mij dan maar zo'n brood', zei ze. 'Is weer eens wat anders, nietwaar bakker?'

Zo is het maar net, mevrouw!, zei ik en gaf haar een, in mooi glad papier verpakt, krentenbrood. 'Poeh, wat zwaar!', zei ze met een gezicht alsof ik haar zojuist met een betonnen mik had opgescheept. Ik nam het brood weer even van haar over en maakte wat op- en neergaande weegbewegingen. U hebt nog gelijk ook, mevrouw, zei ik expres, om het vuurtje nog wat op te stoken. Dan heeft ie het toch geflikt, die rotzak, vervolgde ik met een stalen gezicht, zogenaamd in mezelf pratend. En ik maar denken dat het een geintje was, ging ik vrolijk verder, de vlerk!

De ogen van de vrouw werden van verbazing steeds groter en dat was nou net de bedoeling! Ze moest het verpakte krentenbrood gaan wantrouwen als de pest!

'Hoe bedoelt u, bakkerrr?', vroeg ze. 'Is er iets misgegaan, soms?' Ach niks bijzonders, mevrouw, fantaseerde ik lustig verder, gewoon een uit de hand gelopen kwajongensstreek van een oudere bakker richting een leerling. Vanmorgen in alle vroegte in de bakkerij was dat. Ik hoorde het toevallig bij het laden van mijn kar, maar dacht echt dat het een geintje was!

'En had dat geintje soms iets met dit krentenbrood te maken?' probeerde ze nog maar eens weifelend. Juist álles, mevrouw!, beklemtoonde ik.

Toen wilde ze er uiteraard het fijne van weten ook. Ze wiebelde van nieuwsgierigheid van haar ene been op het andere. Nou, vooruit, maar beloof me dat u het niet verder vertelt, zei ik. Wat ik nú ga vertellen, is namelijk geen reclame voor Kees, de bezorger voor wie ik nu inval. En al helemaal niet voor de Co-op. En ik zou toch niet willen dat zij er na de vakantie van Kees schade van ondervinden.

'Ik beloof dat ik niets verder zal vertellen', zei ze, ietwat plechtig. Om de een of andere manier geloofde ik haar nog ook!

Nou het zat zo, mevrouw, fantaseerde ik maar een eind verder. Vanmorgen, bij het toevoegen van de krenten bij het deeg voor de krentenbroden en -bollen, kwam de leerling-bakker erachter dat hij bij lange na niet genoeg krenten had. Wat nu?, had hij zich hardop afgevraagd. Omdat de oplossing van dat probleem maar al te simpel leek, namelijk gewoon een nieuw pak krenten van het schap achter hem pakken, had Flip, de oudere knecht, hem een tikkeltje sarcastisch toegevoegd: 'Dan gooi je er toch zeker stiekem wat kiezelsteentjes in, joh! Ziet toch geen mens.....!'

Maar.......blijkbaar heeft die gast, zonder dat iemand het zag, in z'n onbenulligheid, zoiets nog geflikt ook! Hij wist blijkbaar ergens een zakje te staan met van die steentjes voor in het aquarium van Piet, de baas, en.......tjoep! Je wilt het bijna niet geloven, maar hij flikte het dus écht!

Ze zijn er gelukkig toch nog achter gekomen, maar toen was het leed al geleden en de hele handel gebakken!

Ze hebben daarna uiteraard alle broden en bolletjes van dat beslag noodgedwongen moeten weggooien.

Nou, dat waren er nogal wat. Duur grapje, dat kan ik u wel verzekeren! Maar, je weet maar nooit, mevrouw, of er niet stomtoevallig een brood tussendoor is geglipt. Fouten worden immers overal gemaakt. En eerlijk is eerlijk, ik vind dit brood ook nogal aan de rijkelijk zware kant, hoor.......!

Even keek de vrouw alsof ze water zag branden. Ze dacht intussen blijkbaar heel goed na. Ik vertrok geen spier van m'n gezicht. Toen hoorde ik haar resoluut zeggen: 'Doe mij toch maar een halfje, bakker!'

Gaan we aan werken, mevrouw!, juichte ik bijna. Want nu wist ik zeker dat ik in m'n opzet was geslaagd. Ze wilde de binnenkant van het brood natuurlijk bekijken! Bijna lachend, zette ik er 't grote mes in. En jawel, hoor, meteen onderwierp ze het brood aan een minutieus onderzoek en voelde zelfs aan enkele krenten of ze wel echt waren!

Maar, al snel zag ze het lachwekkende van haar 'onderzoek' in en besefte dat ze gewoon bij de neus genomen was! Ze nam het, gelukkig, heel sportief op. 'Jij, dondersteen!', zei ze.

Uiteindelijk ging ze toch nog met een heel krentenbrood, nou ja twee helften dan, naar binnen. 'Dit zal ik maar niet tegen m'n man vertellen', zei ze met een glimlach. Doe maar niet, zei ik. Dan blijft het tussen ons. Een geheimpje!

Ik vond haar eigenlijk best wel aardig!

Een mooi moment eigenlijk om deze anekdote over een vakantiebaantje te besluiten, ware het niet dat ik nog steeds met geen woord gerept heb over de directe aanleiding van het op papier zetten van deze mijmeringen! Dat krijg je er nou van al dat uitweiden en van de hak op de tak springen! Nu moet ik helemaal terug naar die twee inwerkdagen toen Jan mij vooral attent maakte op de nodige hobbels, valkuilen en wetenswaardigheden in dit bezorgparcours. Eén klant ben ik met opzet vergeten, omdat die alles met die aanleiding te maken heeft en ik er dus mee wilde mee wilde eindigen. Welnu........

Het ging om een echtpaar van dik in de 60, dat in een doodgewoon rijtjeshuis ergens op 't Veer woonde. Uit 't oogpunt van privacy, ik wil dat extra benadrukken (!) moet ik het maar zo vaag mogelijk houden en me daardoor ook hier en daar zelfs van een klein leugentje bedienen! Noem het maar 'iets bezijden de waarheid manoeuvreren'. Uit noodzaak, dus! We hebben 't hier immers in de kern wel over een ware, misschien zelfs intrieste gebeurtenis en niet over een of andere, uit z'n verband getrokken, dorpsroddel.

Met kinderen was het paar nooit gezegend geweest. Goede vrienden of kennissen hadden ze al evenmin. Bij een vereniging waren ze niet aangesloten. Het beetje naaste familie dat ze nog hadden, woonde ver uit de buurt. Het contact met de buren hielden ze zelf tot een minimum beperkt.

Al met al niet bepaald sociale mensen, dus! 'Kluizenaars' of 'zonderlingen' ging wel heel erg ver, maar die kwalificaties werden hen door sommige mensen wel toebedeeld. Daar zat het echtpaar overigens in het geheel niet mee. Integendeel, men vond het allemaal wel prima zo!

Jan had er onderweg, toen we bij hun huis waren, maar heel even bij stilgestaan. Omdat het een doorsnee klant was, viel er op bezorgingsgebied weinig bijzonders te melden.

'Meestal is die vrouw thuis', zei Jan. 'Een gewone, vriendelijke vrouw is het. Ze neemt iedere dag een half gesneden brood. De ene dag bruin, de andere wit, of toch weer bruin. Je weet 't maar nooit! Op zaterdag, zoals zoveel klanten, geen brood, maar kadetjes en krentenbollen. Van elk een halve zak en ook nog twee 'losse' eierkoeken.

Als ze héél toevallig wél van huis is, hangt er een plastic tasje met een briefje erin aan de deurknop. Maar dat gebeurt amper twee keer per jaar, dus....Over de rest heb ik het straks wel, op m'n gemak.'

Dat verraadde iets bijzonders.....!

Meer was er te vertellen over de huiselijke omstandigheden van het echtpaar. Hoewel dat méér feitelijk ook best meeviel. 't Zat 'm eigenlijk in het bijzondere karakter ervan. Wat heet! Jan informeerde mij er uitgebreid over, zoals hij had beloofd. Hij deed dat, nadat we voor die dag helemaal klaar waren, uitgeruimd en wel. Hij ging er eens rustig voor op een krat zitten. Dat deed ik dus ook maar.

'Als ze de deur opent, hoor je soms op de achtergrond iemand praten of iets roepen', begon Jan, een beetje aarzelend. 'Dat is haar man, Willem. Die Willem ligt al zo'n 14 jaar in de woonkamer in bed! Dat bed staat tegen het achterraam van de kamer. Hij is verlamd, kan dus niet meer lopen!' Hier pauzeerde Jan even en keek me aan met een blik, of het toch wel goed tot me was doorgedrongen.

'14 jaar, het is toch bijna niet te geloven, hè!', ging hij hoofdschuddend verder. 'Al voordat ik er voor 't eerst aan de deur kwam, lag hij daar dus al te liggen! Tsjonge, jonge, wat een tijd, zeg! 14 jaar! Je moet er toch niet aan denken!'

Ik was er stil van, wist ook even niet wat ik erop moest zeggen. Wie zorgt er dan voor hem?, hoorde ik me toen vragen.

'Dat heeft zijn vrouw al die tijd in d'r eentje gedaan', antwoordde Jan. 'De laatste paar jaar krijgt ze wat hulp. Twee keer per week komt er een wijkverpleegster. Die helpt haar als Willem gedoucht moet worden of in bad wil. Ze controleert hem dan en passant meteen op doorligplekken en behandelt die zonodig meteen.'

'Ik vraag me af hoe lang z'n vrouw dat nog trekt', ging Jan verder. 'Ze wordt ook al een dagje ouder. En, die Willem is nou ook niet bepaald een lichtgewicht, hè! Ik schat hem toch al gauw op een kilootje of 100, 110 schoon aan de haak. Die wordt alleen maar zwaarder van al dat liggen! Het is dus in alle opzichten een zware baan. Bovendien moet ze ook nog eens 24 uur per dag paraat staan.

Ze zijn nu bezig om geregeld te krijgen dat er extra hulp van de thuiszorg komt. Om te beginnen twee vaste ochtenden in de week, zodat zij ook eens de handen vrij heeft om wat dingen te doen, waar ze misschien al jaren niet meer aan toe is gekomen. Waarschijnlijk hadden ze die hulp al veel eerder kunnen krijgen. Maar Willem heeft de boel lang gedwarsboomd!

Hij wilde kennelijk geen vreemde handen aan zijn lijf! Dat meende ik tenminste tussen neus en lippen door te kunnen opmaken, wanneer zijn vrouw soms haar hart wat luchtte.'

'Natuurlijk heeft Willem vroeger altijd gewoon een baan gehad', zei Jan op mijn vraag of Willem ooit gewerkt had. 'Gewoon, net als ieder ander. Hij zat in de bouw, heb ik gehoord. Wat hij daar deed, weet ik niet precies. Metselaar of voeger, geloof ik. Misschien wel allebei. Is ook niet zo belangrijk. Maar op een gegeven moment, zo rond zijn 52e, was het over en uit! Hij schijnt eerst nog lange tijd flink gekwakkeld te hebben. Maar daarna was het in een tijdsbestek van een paar maanden ook helemaal gedaan met werken.

Het was geen ongeluk, een val van de steiger bijvoorbeeld, waaraan hij een soort dwarslaesie heeft overgehouden. Wat het dan wel was? Ik zou het niet precies weten. Ik heb weleens horen rondzingen dat er een belangrijke zenuw in zijn nek ernstig beschadigd is geraakt. Daar was niks aan vooraf gegaan, geen oorzaak voor te vinden. Gewoon pure pech. Een vergroeiing van de nekwervel, geloof ik. Maar dat zegt me allemaal niks. Ik ben ook niet zo'n wroeter in medische encyclopedieën, die overal het naadje van de kous van wil weten. En, je kunt er ook maar moeilijk naar vragen, niet dan?

Met zijn handen kan hij gelukkig nog wel van alles. Maar met zijn benen is het wel heel droevig gesteld. Een paar tellen los staan bijvoorbeeld, lukt nog nét. Als hij zich ergens aan kan vasthouden misschien wel een minuut. Maar wat kun je daarmee? Niet zo bar veel, lijkt me! Lopen zit er echter niet meer in. Nooit meer!'

'Hij ligt, zit of hangt dus altijd op dat bed', aldus Jan, 'dag en nacht, week na week, jaar in, jaar uit. In principe zou hij zich in een rolstoel moeten kunnen voortbewegen. Maar, daar is zijn huis niet zo geschikt voor. Veel te klein en ongelijkvloers, bovendien. Een verzorgingshuis zou misschien wel iets voor hem zijn. Maar dan mag zijn vrouw niet mee, want zij mankeert niks. En dat willen ze nou ook weer niet, allebei niet.

Hij gaat ook nooit eens mee naar buiten in een speciale rolstoel.

Dat zou allemaal heel goed te doen zijn.

Maar, dat wil hij niet! Dat komt vooral, omdat hij er zo verschrikkelijk tegenop ziet als hij plotseling naar het toilet zou moeten. Dan zul je zien net dat er geen voorzieningen zijn voor een invalide, vreest hij.

Recepties, feestjes, begrafenissen of wat dan ook, bijna nergens laat hij z'n gezicht nog zien. Allemaal teveel gedoe, waar hij op voorhand bloednerveus van zou worden. Nee, hij voelt zich nog het beste op zijn gemak in z'n vertrouwde bed voor het achterraam van de kamer. Dus ook niet voor het raam aan de andere kant, de straatkant. Daar heeft hij in begin nog wel gelegen. Een paar weken maar. De weinige auto's en brommers die er voorbijkwamen, waren alweer uit het zicht verdwenen voor hij er goed en wel erg in had! En aan fietsers en voetgangers kreeg hij al snel een broertje dood. Ze minderden soms opzichtig vaart of stopten zelfs brutaal, volgens Willem, om toch maar goed naar binnen te kunnen gapen! Aapjes kijken, noemde hij het. Daar leende hij zich dus mooi niet voor! Nee, als het aan hem lag, zouden de overgordijnen aan de straatkant ook overdag gesloten blijven!'

Of hij geen hobby's heeft? 'Hij doodt de tijd vooral met lezen, heel veel lezen', zei Jan. 'Kranten en diverse weekbladen vooral en verder ook de nodige boeken. Puzzelen en naar de radio luisteren, mag hij ook graag doen. En 's avonds, ja, dan is er de televisie natuurlijk. Dat is me wel een uitvinding geweest, zeg! Informatie krijgt hij genoeg binnen. Hij kan dus over van alles en nog wat meepraten.

Maar, veel aanloop krijgt Willem niet, wil hij misschien zelf ook niet.

Hij schijnt hij een nogal ongemakkelijke man in de omgang te zijn. Tenminste, dat wordt gezegd....! Maar, waarschijnlijk brengt die

ziekte, met al z'n beperkingen, dat ook wel met zich mee! Daar zou je toch niet raar van opkijken, of wel soms? Trouwens, ze hebben allemaal mooi lullen, al die lui die zelf het geluk hebben dat ze niks mankeren. Wie zou er nou wél vrolijk worden van zo'n situatie? Kom op, zeg!'

Jan stotterde er bijna van. Hij trok zich de hele situatie nogal aan, dat was duidelijk.

Hij, die toch zoveel meegemaakt had op Java. Misschien was 't wel juist daardoor. Daar kwam je echter nooit achter. Als je dat onderwerp aanroerde, praatte hij er altijd snel overheen en begon ergens anders over. Mijn oudste broer was ook al zo'n type. Die was destijds op een ander eiland gelegerd geweest, op Sumatra. Jan draaide nog maar eens een sjekkie. Ik ook. Veel gepraat werd er niet meer voor we naar huis gingen.

Ik kwam er nu dus ook dagelijks aan de deur. Die vrouw was inderdaad altijd thuis. Ze was best vriendelijk, dat wel. Maar, daar is feitelijk ook alles mee gezegd. Want, ze maakte nooit eens een echt praatje. Het bleef altijd maar beperkt tot een paar standaardopmerkingen over het weer of het brood. Als ik eens voorzichtig iets anders aanroerde, ging ze daar nooit verder op in. Alsof ze het niet gehoord had, of dat 't haar verder niet interesseerde........ Misschien ook wel, omdat ze me gewoon te jong vond!

Voor ik weer verder op route ging, tikte ik altijd nog snel even met m'n ring tegen de ruit en stak mijn hand op. Dan zwaaide Willem terug.

Wat zou ik graag eens een keer een praatje met hem hebben gemaakt! Maar je kon maar moeilijk jezelf uitnodigen! Het zou er dan ook nooit van komen!

We zijn intussen weer een paar jaar verder in de tijd. Met m'n studie was ik klaar. M'n diensttijd zat er gelukkig ook op, hoewel het een prachtjaar was geweest daar in die meest Bourgondische stad van Nederland, Bergen op Zoom! Maar, je was 23 en wilde onderhand ook wel eens gaan werken en zélf geld gaan verdienen! Ik had een baan gevonden in Dongen, in een grote nieuwbouwwijk, Plan West I. Op die school had ik het meteen al hartstikke goed naar m'n zin. Ik zou er dan ook mijn hele arbeidzame leven blijven!

Die dag was een zus van me jarig. Dus kwam 's avonds de hele meute bij elkaar, ergens op Nieuw Sandoel. Op twee na woonde daar namelijk ons hele gezin van vroeger, mijn ouders incluis. Datzelfde feestritueel vond dus een keer of 20 per jaar plaats.

Ik weet bijna zeker dat het deze keer bij ons Nelly in de Anemoonlaan was. De dagen werden namelijk al behoorlijk kort. En zat ik niet in hoek van de bank naast de openhaard, die Jos Marcelissen eigenhandig gebouwd had?

Deze avond zou voor mij geheel anders verlopen dan al die andere, vrijwel identieke verjaardagsfeestjes.

M'n zwager Jan, die van het brood dus, kwam bewust naast me zitten. Dat viel niet op, want de mannen zaten altijd bij elkaar, aan de voorkant van de kamer, daar waar ook de bank, twee fauteuils, de t.v. en een kloostertafel pleegden te staan. Er waren dan wel extra stoelen bijgezet. De vrouwen zaten achterin de kamer, rondom de grote tafel. Dat was zo'n beetje standaard. Lekker geëmancipeerd ook. Ja, inderdaad, wij gingen duidelijk met de tijd mee!

Normaliter was Jan de rust zelve. Maar, nu leek er toch een zweem van spanning om hem heen te hangen. Je voelde dat en zag dat ook duidelijk. Zijn eerste zin was daar een bevestiging van. 'Zeg, Ad, jij herinnert je Van Keeken toch nog wel, hè?', vroeg hij heel zacht en geheimzinnig, alsof niemand anders het horen mocht.

Natuurlijk, herinner ik me die nog, zei ik. Hoe zou je zo iemand ooit nog kunnen vergeten, Jan? Een man die zijn hele verdere leven aan bed gekluisterd zal zijn!

'Dat laatste dacht ik ook', zei Jan zacht, met de nadruk op dàcht. Ik voelde daardoor opnieuw dat er iets bijzonders in de lucht hing. Zo zacht smoezelend, had ik Jan immers nog nooit horen praten. En door de klemtoon zo nadrukkelijk op 'dacht' te leggen, wekte hij op z'n minst de indruk dat er aan Van Keekens situatie wel degelijk iets veranderd moest zijn. Het maakte me razend nieuwsgierig!

'Hoe lang is het nu alweer geleden dat je voor 't laatst met brood reed?', ging Jan verder, toen hij zich inmiddels naast me genesteld had..

Dat is niet zo moeilijk, zei ik. Dat was in de zomer voor ik in dienst ging. In november '67 ben ik onder de wapenen gegaan, zoals dat zo mooi heet. Dus, reken maar uit, dat was in juli dus precies 2 jaar geleden.

'Al die tijd is er bij Van Keeken voor mij als bezorger helemaal niks veranderd', vervolgde Jan.

Een halfje wit, of een halfje bruin, onderbrak ik hem, om te laten merken dat er met m’n lange termijn geheugen nog niks mis was. 'Juist, ja', zei Jan. 'En voor de rest ogenschijnlijk ook niet zoveel.

Nou ja, z'n vrouw heeft inmiddels, dus ook ongeveer twee jaar geleden, twee ochtenden in de week hulp. Maar daar merk ik verder niks van, want ik kom er altijd pas laat in de middag aan deur, zoals je dan ook nog wel zult weten. Maar het gaat me nu om wat er afgelopen dinsdagochtend gebeurde.....! '

Jan ging er nog eens goed voor zitten en nipte eerst aan zijn citroentje brandewijn. 'Het begon eigenlijk op maandagmiddag al', hield hij de spanning er toch nog even in. 'Ze, de vrouw van Van Keeken, vroeg namelijk dit keer een halfje gesneden wit én een halfje gesneden tarwe. Dat was op zich al heel ongebruikelijk. Maar goed! Toen bestelde ze echter ook nog een half gesneden krentenbrood erbij. Maar aan dat laatste kon ik haar helaas niet meer helpen. Op! Uitverkocht!

Is het voor straks?, vroeg ik. Want dan had ik geprobeerd om nog snel wat te regelen. Via Kees Willemen in Den Berg bijvoorbeeld. Of desnoods een andere bakker. We helpen elkaar weleens vaker uit de brand. Maar dat was nu gelukkig niet nodig. Ze had het krentenbrood graag gehad voor het ontbijt van morgenvroeg, zei ze. Dan zou die zuster van de thuiszorg namelijk voor de gezelligheid een keer bij hen mee ontbijten. Ze hadden dat gezamenlijke ontbijt om 8 uur gepland.

Nou, in dat geval wist ik wel een oplossing voor het nog ontbrekende krentenbrood. Ik zou zorgen dat het ruim voor die tijd in het tasje aan de deurknop zou zitten. Dat beloofde ik haar met de hand op m'n hart.

Mijn eigen bestelling van de bakkerij voor de volgende dag stond immers al rond 7 uur gepland, omdat op die dag ook de verpakte koekjes, koeken, beschuiten etc. voor een hele week tegelijk zouden worden geleverd. Ik zou zorgen dat ik ruim op tijd was!'

Jan liet zich nog eens inschenken, draaide een sjekkie en vervolgde zijn verhaal.

'Zo kon het gebeuren dat ik op dinsdagochtend al om een paar minuten over 7 richting Van Keeken fietste met een halfje krentenbrood in een tasje aan het stuur!

Het was nog hartstikke donker en heel rustig op straat. In de verte zag ik een auto wegrijden. Er blafte ergens een hond. Vanaf de andere kant kwam een zeer haastige fietser me tegemoet. Hij groette me nog wel terug. Dat wel.

In de straat bij Van Keeken was al helemaal geen kip te bekennen. Nou is dit toch een rustige straat, ook overdag. Ik zette m'n fiets tegen een bijna kale esdoorn op het trottoir voor hun huis. Terwijl ik naar de voordeur liep, zag ik in een flits dat de overgordijnen

niet goed gesloten waren. Er brandde duidelijk groot licht in de kamer. Plots, uit het niets, overviel me een idee. Een heel raar idee eigenlijk, dat ik nog nooit eerder heb voelen opkomen! Het idee om zomaar bij iemand naar binnen te kijken! Stiekem te gluren, dus! Ik weet niet waarom en waar het zo ineens vandaan kwam. Maar dat gevoel werd al snel sterker en sterker!

En als iemand me zou zien, hield ik mezelf voor. Dan sta je daar mooi te kijk, letterlijk en figuurlijk! Maar tegelijk had ik een excuus met dat half krentenbrood in de hand. Ik kwam namelijk iets bezorgen en wilde alleen kijken of ze al wakker waren voor ik aanbelde! Dat was het!

Bleef de vraag voor mezelf waarom ik zo nodig wilde gluren. Daar had ik vooralsnog geen antwoord op. Was het soms, omdat daar al zo vroeg licht brandde, terwijl er toch iemand lag te slapen? Ik wilde voor mezelf een goede reden bedenken, maar vond die niet. Toch werd ik als een magneet naar dat raam getrokken! M'n nieuwsgierigheid won het tenslotte met ruime voorsprong.

'Drie grote passen over de uitgewassen grindtegels en........ik was waar ik wezen wilde! Als een volleerd gluurder hield ik een vlakke hand, als een klep, net boven m'n ogen tegen de wenkbrauwen en loerde door die spleet.

Wat ik toen zag.....! Van verbazing kon m'n mond niet verder openvallen! Het krentenbrood liet ik pardoes op de grond vallen.

Want........daar........daar liep Van Keeken zomaar op z'n dooie gemak door de kamer! Ik keek nog eens goed.....en nog eens! Dat kon toch verdorie niet missen, hij was het en niemand anders! En hij liep.....! Hij liep gewoon, zoals jij en ik! Aan niets was te zien dat daar iemand liep die altijd op bed lag........!

Hij droeg een blauwe ochtendjas, pakte iets van de kast en liep ermee naar de tafel. Rustig ging hij zitten en zocht iets. Zijn leesbril blijkbaar. Hij had een ansichtkaart van de kast gepakt en wilde kennelijk lezen wat er achterop stond. Maar zijn leesbril lag nog op de raambank. Van Keeken stond op en liep er rustig heen om 'm te pakken. Toen hij terugliep, keek ik hem even recht in de ogen aan. Ik stond erbij te trillen als een espenblad en werd opeens toch nog doodsbang om gezien te worden! Ik zocht intussen met m'n trillende hand snel het krentenbrood en liep op m'n tenen, totaal beduusd, weer snel richting voordeur. Het was toch alsof ik, heel even maar, gedroomd had.

Heel onwezenlijk allemaal!

Wat nu?, vroeg ik me af, terwijl ik nog steeds compleet van slag was. Misschien wel twee, drie minuten bleef ik roerloos, zacht hijgend en besluitloos bij de deur staan. Ik twijfelde heel sterk aan wat me nu te doen stond. Het tasje aan de klink hangen en snel wegwezen? Of toch nog eens gaan kijken? Voor de zekerheid! Of ik het toch wel goed gezien had? Je gaat toch weer twijfelen aan iets wat je 100% zeker weet! Raar is dat. Hier zo blijven staan, had in ieder geval helemaal geen enkele zin.'

Jan moest even plassen, maar was zo weer terug. Hij nipte nog maar eens van z'n citroentje brandewijn. Zo, dat glaasje was nu leeg en kon bijgevuld worden.

'Op straat was nog geen sterveling te bekennen', ging Jan even later onverstoord verder. 'Maar wie moest er nou meer angst hebben om ontdekt te worden, Van Keeken of ik, dacht ik? Nou dan! En ik had altijd nog die smoes achter de hand. Hij had helemaal niks! Heel veel uit te leggen, ja, dat had hij!

Daar stond ik even later dus weer. Niemand te zien in de kamer! Hij zal toch niet op weg zijn naar de voordeur?, vroeg ik me af. Nee hoor, want daar was hij weer, met .....de krant. Die moest hij dus zojuist bij de voordeur hebben opgeraapt! Waarschijnlijk hadden we daarnet op slechts enkele centimeters van elkaar gestaan! Hij legde de krant op tafel en liep naar de keuken. Al vrij snel kwam hij weer terug met een mok koffie of thee.

Hij ging er eens goed voor zitten, stak een sigaret op en sloeg de krant open.

Ik had genoeg gezien! Stilletjes maakte ik me toen uit de voeten. Op de terugweg kwam ik geen sterveling tegen. Dat was misschien maar goed ook! Ik was immers zo erg de kluts kwijt!

En om eerlijk te zijn, die kluts heb ik nog steeds niet teruggevonden! Het laat me ook niet meer los, hè! En de enige bij wie ik m'n ei een beetje kwijt kan is je zus. En nu bij jou dan. Je gaat je ook van alles afvragen. Daarom ben ik blij dat ik toch nog een keer terug ben gegaan. Anders had ik nu misschien weer getwijfeld en gedacht dat het een droom was geweest of iets dergelijks.'

'Die middag was ik best een beetje nerveus toen ik er aanbelde', zei Jan. 'Maar iedereen was weer in z'n rol. Zij deed uiteraard open en bedankte me eerst voor m'n nagekomen afspraak. Ze hadden het prima naar de zin gehad bij het ontbijt. Dat was zeker voor herhaling vatbaar! Het was leuk, vanmorgen, nietwaar Willem, riep ze richting woonkamer. Hartstikke geweldig!, riep hij vanuit zijn bed terug. Het klonk gemeend. Toen bestelde ze een halfje wit en alles leek alles verder weer gewoon bij het oude. Alsof er niets gebeurd was!

We speculeerden er nog even lustig op los, Jan en ik. Tot iemand ons de onvermijdelijke vraag stelde of ook wij nog in de kampioenskansen van PSV geloofden. We waren weer waar we gebruikelijk waren bij dit soort gelegenheden, bij het voetbal.

Ik ging die avond wel met een ontzettend raar, naar gevoel in m'n buik naar huis. Alsof er een bal in zat. En dat had helemaal niks met voetbal te maken!

EPILOOG

De toch wel verbazingwekkende 'ontdekking' van Jan, nu zo'n 50 jaar geleden alweer, heeft me nooit meer helemaal losgelaten. Logisch misschien ook, temeer omdat je daarna nooit meer iets ter ore is gekomen over het vervolg. En evenmin over wat misschien nog wel interessanter zou zijn geweest, namelijk de óórzaak van het nabootsen van deze verlamming door Willem van Keeken.

Wat hem er in hemelsnaam toe bewogen heeft. Dat ook nog eens gedurende zo'n extreem lange periode!

Want van nabootsen kun je gevoeglijk uitgaan als je de feiten op een rijtje zet. Het veinzen van een ziekte of gebrek, waar het hier in feite om gaat, is trouwens iets dat, om allerlei redenen en in diverse vormen en gradaties, overal ter wereld voorkwam en nog steeds voorkomt. Er is voldoende literatuur daarover te vinden. Maar meestal gebeuren zulk soort zaken ver van je bed!

Over wat Van Keeken bezield heeft, zal het wel altijd gissen blijven, vrees ik. Evenals over de rol van zijn vrouw, die van alles op de hoogte moet zijn geweest. Nieuwsgierig als ik ben, vind ik het ontzettend jammer, dat ik daar nooit een vinger achter heb weten te krijgen. Jan is nog jarenlang bij het echtpaar aan de deur blijven komen, zonder dat er zichtbaar iets aan de situatie veranderde voor ze, verrassenderwijs, op hun oude dag plots naar een bejaardenhuis in Willems geboortestad zijn verhuisd.

Slechts één keer was Jan daarvoor nog in de gelegenheid geweest om net als toen, met een goede reden, zo vroeg in de ochtend al bij Van Keeken aan de deur te verschijnen. Toen brandde er ook licht, maar waren de gordijnen hermetisch gesloten. De radio stond wel aan. Hij heeft, met de smoes al vooraan in de mond, zelfs nog aangebeld, maar niemand deed open.

In die tijd heb ik op gezette tijden nog navraag gedaan. Steeds moest Jan me het antwoord schuldig blijven.

Ergens moet die belangstelling van mijn kant toch enigszins zijn weggeëbd. Waarschijnlijk had ik toen van alles en nog wat aan m'n kop wat kennelijk veel belangrijker was. Daarover hoef ik trouwens niet erg van op te kijken!

Jan ging op een gegeven moment met pensioen of in de vut. Veel te vroeg en totaal onverwachts kwam hij daarna te overlijden.

En ikzelf dan? Alweer heel wat jaren geleden mocht ik me, oh hoe toevallig en wrang, de 'eigenaar' noemen van het gebrek dat Van Keeken destijds veinsde! Daar word je echt niet vrolijk van, kan ik u verzekeren.

Vooral 's nachts was Van Keeken de laatste tijd vaak dicht in m'n buurt. Ik weet ook niet waarom nu ineens. Toch dat onderbewuste?

Soms gingen we zelfs samen gezellig aan de wandel. Maar de laatste keer lapte hij me, geheel onverwachts, toch een rotstreek! Plots liet hij me z'n hielen zien en rende keihard richting het grote feestterrein, waar ik ook zo graag heen wilde. Maar ik kon opeens geen stap meer verzetten! Hij draaide zich nog eens om, zwaaide uitdagend, lachte luid en ging op in de feestmassa. Toen werd ik plots drijfnat wakker met hevige pijnscheuten in mijn benen. Er stond een rolstoel naast m'n bed, zoals gewoonlijk! Ik nam snel een flacon oramorf uit het nachtkastje en probeerde de slaap weer te pakken. Dat duurde nog best lang.

In de hoop dat hij daardoor in ieder geval 's nachts voorgoed wegblijft, ben ik toen dit alles maar eens gaan opschrijven. Overdag blijft hij overigens van harte welkom. Totdat......

13 januari 2017, Ad Soeters