Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

College van Bestuur

BalkTiu.jpg

Voor de drie bijzondere universitaire instellingen – de katholieke instellingen te Nijmegen en Tilburg en de Vrije Universiteit te Amsterdam – golden onder de Wet op het wetenschappelijk onderwijs van 1960 kwaliteitseisen voor het primaire proces, maar geen regels voor de inrichting van het bestuur. Het credo was: vrijheid van richting en inrichting. In de praktijk volgden die instellingen in essentie wel het zogenaamde dualistisch model voor de openbare instellingen: het curatorium als algemeen bestuur en de academische senaat voor onderwijs en onderzoek.

Bestuurshervorming

Met name de studenten hadden destijds geen enkele inspraak en mede door de tijdsgeest van ontzuiling en politisering ontstonden eind jaren zestig acties voor democratisering. Belangrijke wapenfeiten daarvan zijn de bezettingen van de universiteit in Tilburg in april 1969 en die van het Maagdenhuis in Amsterdam een maand later. Acties als deze vormden de bakermat voor de Wet universitaire bestuurshervorming van 1970. Hierin werd de gekozen universiteitsraad ingesteld, bestaande uit drie geledingen: wetenschappelijk personeel, niet-wetenschappelijk personeel en studenten. De universiteitsraad had tot taak “regeling en bestuur van de zaken van de universiteit in haar geheel”, voor zover niet aan het dagelijks bestuur, het College van Bestuur (CvB), was opgedragen.

In 1997 werden de bevoegdheden van de universiteitsraad ingeperkt met de Wet modernisering universitaire bestuursorganisatie. Sindsdien is het CvB belast met het bestuur van de universiteit in haar geheel en met het beheer daarvan, “onverminderd de bevoegdheden van de raad van toezicht”. Als zodanig fungeert in Tilburg het Stichtingsbestuur. Voor medezeggenschap* geeft de wet de keuze tussen toepassing van de Wet op de ondernemingsraden en de eigen regeling in de wet. In Tilburg is tot nader order gekozen voor het laatste model.

Leden

Het CvB bestaat uit ten hoogste drie leden, onder wie de rector magnificus. De leden worden in Tilburg benoemd door het Stichtingsbestuur, waarbij de universiteitsraad vertrouwelijk wordt gehoord. De rector magnificus heeft vooral onderzoek en onderwijs als aandachtsgebied. Sinds 2006 bestond het college uit twee leden. Het takenpakket werd toen deels gemandateerd aan de secretaris, maar in 2017 is teruggekeerd naar een driehoofdig college, met een rector magnificus, een voorzitter en (nieuw) een vicevoorzitter.

Het eerste Tilburgse College van Bestuur werd in november 1971 geïnstalleerd met alumnus Jan Verster als voorzitter. Tot lid koos de universiteitsraad hoogleraar Piet Verheyen, die in 1988 voorzitter zou worden. Rector magnificus Cees Scheffer was ambtshalve lid. Deze ervoer “het nieuwe samenspel tussen college en hogeschoolraad als een verademing ten opzichte van de verhoudingen in het verleden”. Het eerste vrouwelijke collegelid, tevens voorzitter, werd in 1997 Yvonne van Rooy, onder meer oud-staatssecretaris Economische Zaken. Zij werd in 2004 opgevolgd door Hein van Oorschot, oud-burgemeester van Delft, die op zijn beurt in 2012 als opvolger de huidige CvB-voorzitter Koen Becking kreeg, oud-voorman van de KRO.