Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Biezenmortelsestraat 14

De Vorselaar
OdenhoutBiezenmortelsestraat14-1.jpeg
Biezenmortelsestraat 14

Deze hoeve lag tussen de hoeve van Vorselaar en een steeg die het scheidde van de oude hoeve van Jan Hessel Snabbe (hoofdstuk 48). De vroegste leenmannen van deze hoeve zijn fragmentarisch bekend. Op 25 april 1352 belooft Henricus Coert, zoon van wijlen Tilkinus van Bosschehoven, aan Wilhelmus de Langhelaer een erfpacht uit een hoeve in Udenhout tussen Gerard Coptiten en Hesselonius Quab (=Snabbe). De positionering van deze hoeve lijkt heel sterk op die latere belending met Marten en Jan Berwout en Hessel Snabbe. Het is daarom goed mogelijk dat Henricus Coert een leenman was van een leengoed van Vorselaar voordat Willem van Langhelaer dat was. Op 8 april 1396 geeft Willem, de zoon van wijlen Willem van Langhelaer, in erfpacht aan Wijtman Gerit Cort Wijtmans, een hoeve in Udenhout tussen Marten en Jan Berwout en Hessel Snabbe, van de gemeint tot aan een straat. In deze akte geeft de leenman de hoeve uit handen maar ontvangt daarvoor wel een erfelijke pacht die elk jaar betaald of geleverd diende te worden. In dit geval is Wijtman de nieuwe eigenaar zolang hij zijn pacht betaalt. Kan hij dat om wat voor reden niet meer doen en neemt de leenman daar geen genoegen mee, dan gaat de hoeve terug naar degene die de erfpacht ontvangt. In 1440 staat juffrouw Van de Langelaer te boek als leenman van een hoeve lands. Willem van Langelaer is de leenman in haar naam. Gezien de akte uit 1396 is het de vraag in hoeverre de vermelding uit 1440 de juiste situatie weergeeft. In 1396 draagt Willem de hoeve over tegen betaling van een erfpacht. Blijft hij dan wel de leenman en later zijn moeder en zoon? De bronnen geven vooralsnog geen uitsluitsel. Feit blijft wel dat de hoeve naast Vorselaar in 1396 door een “Udenhouter” wordt beteuld. In 1443 geeft Lijsbeth, de weduwe van Marcelis Wijtman, Gerit Cort Wijtmans de tocht in een hoeve naast Marten en Jan Berwouts aan de ene kant en Hessel Snabbe aan de andere kant, en strekkende van de gemeint tot aan een straat, aan haar kinderen. De vader van Marcelis had deze hoeve in erfpacht gekregen van Willem zoon van wijlen Willem van Langhelaer, zoon van Wouter vande Wall (Wael). Vier van de vijf kinderen, Wouter, Wijtman, Marcelis en Matheus Gerit Back als man van Yda, dragen hun viervijfde deel over aan Wouter Jan Wouter vanden Loo, de echtgenoot van hun zuster Heijlwich. Die blijft heel lang in bezit van deze hoeve en na hem zijn kinderen. In 1503 verkoopt Willem, de zoon van Wouter Jan Wouter vanden Loe en Heijlwich Marcelis Wijtmans, deze hoeve aan Jan de zoon van wijlen Jan Hessels.

De hoeve blijft de hele 16e eeuw in bezit van de familie Hessels. In 1554 en 1566 verdelen ze de hoeve onderling, maar houden het geheel wel intact. Op 27 mei 1598 is deze hoeve nog intact als de kinderen van wijlen Jan Corstiaen en zijn vrouw Jenneke Jan Hessels, hun deel in deze hoeve overdragen aan hun broer Jan. De hoeve wordt dan als volgt omschreven: een huis, hof, schuur, schop, grond en andere erven, zowel akkerland als weiland en heide, 2,5 mudzaad groot, gelegen in Udenhout tussen de erven van de Kartuizers van Vught oost en de erfgenamen van Steven Hessels west, strekkende van de Groenstraat (nu Biezenmortelsestraat) tot de gemeente genaamd de Winckel.

De boerderij Biezenmortelsestraat 14 is in 1864 ingedeeld in een hoge klasse van het kadaster. Het moet dus een kwalitatief goed huis zijn geweest. Het was toen ook pas enkele jaren oud. Het is omstreeks 1860 gebouwd. In het kadaster staan de erfgenamen van Jacobus Verhoeven en Maria Heijmans als eigenaren genoemd. In 1873 is de boerderij eigendom van Christiaan Verstijnen, de betovergrootvader van de huidige eigenaar. Zijn eerste vrouw was Wilhelmina Verhoeven, die overlijdt bij de geboorte van hun derde kind. Zij is een dochter van het echtpaar Verhoeven – Heijmans. Dit echtpaar heeft een groot deel van hun bezittingen verworven uit erfenissen. Zo vond op 29 januari 1829 de erfdeling plaats van hun oom Geert Heijmans en zijn vrouw Adriana Bertens en deelde het echtpaar mee in de erfenis van hun suikeroompjes Martinus en Cornelis Heijmans. Uit de erfenis van de laatstgenoemde Cornelis Heijmans is de boerderij aan de Biezenmortelsestraat afkomstig. Eerdere eigenaren van de boerderij Biezenmortelsestraat 14 waren Joannes Hendrik van de Plas, Hendrik Jan van Doelen en Adrianus Hamers die het in 1789 uit de boedel van zijn schoonvader Jan Geert Eekels verkreeg.

Door het huwelijk van Marie Verstijnen met Janus Burgmans uit Haaren komt de boerderij in bezit van de familie Burgmans. Ze trouwen in bij de ongehuwde oom en tante van Marie, Adrianus en Adriana Verstijnen. Speciaal voor hen wordt omstreeks 1930 een nieuw woongedeelte aan de boerderij gebouwd. De enige dochter van Janus en Marie Burgmans, Annie, trouwt met Wim van Hulten, afkomstig uit Waalwijk. Nu woont er zoon Arnoud met zijn gezin. Onder de naam Hultenhof wordt ter plaatse door Arnoud en Laura van Hulten een melkveehouderij geëxploiteerd.

De hoeve loopt door tot aan de Winkelsestraat. Daar staan in 1832 drie huizen. Het eerste, tegenwoordig Winkelsestraat 21, op de hoek van de Winkelsestraat en een steeg die langs Biezenmortelsestraat 14 richting het Winkel loopt, is het stamhuis van de Udenhoutse familie Van der Loo. Het kwam in die familie terecht door het huwelijk in 1832 van de in 1807 in Helvoirt geboren Peter van der Loo met Elisabeth van den Biggelaar. Peter was van beroep klompenmaker, smid, slager en rietdekker en had daarnaast nog een landbouwbedrijf. Het huidige pand dateert uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. Het huis dat er daarvoor stond had een gevelsteen. Het is een terra cotta steen met daarin een datum en initialen: E C V D B L en 13 juni 1830. Thans woont er nog steeds een nazaat van het echtpaar Van der Loo – van den Biggelaar. De boerderij is afkomstig uit de familie Van den Biggelaar. Cornelis van den Biggelaar van beroep smid heeft het huis in 1817 bij de verdeling van de nalatenschap van zijn schoonouders Hendrik Boudewijns en Elisabeth Smeijers verworven. Het wordt dan omschreven als een burgershuis gequoteerd nummer 194, bestaande uit een huis met hof en eenvierde lopense land daar aangelegen, staande en liggende ter plaatse genaamd het Winkel. Het huis wordt ook genoemd in de schepenregisters uit 1779. Er is dan sprake van een huijs, klein huijsje en bakhuijs met omtrent ses loopense erve en akkerland daaraan. In de akte verkopen de kinderen van Willemijn van Beurden – van Loon, weduwe van Laurens Hendrik van Beurden, dit onroerend goed aan Hendrik Boudewijns voor de som van 700 gulden. In de akte is ook nog vermeld dat het leenroerig was aan het leenhof van Vosselaar thans gehoorende aan mevrouw de weduwe Van Hanswijk. Tevoren is het enkele generaties in bezit van de familie Van Beurden. Het verpondingsboek van 1704 vermeldt Hendrik Thomas van Beurden als eigenaar.

De andere twee woningen achter de hoeve naast de Vosselaar stonden ter plaatse van Winkelsestraat 23 en 23a. Die twee woningen met een schuur waren oorspronkelijk eigendom van de familie Heijmans. Ze zijn omstreeks 1848 gesloopt, waarna het erf een tijdlang onbebouwd bleef. In 1876 wordt er een nieuwe boerderij gebouwd. Dat blijkt uit een gevelsteen met de letters V D L en het jaartal 1876. Het is gebouwd door Cornelis van der Loo, bijgenaamd Kiske de Smid, een zoon van het hiervoor genoemde echtpaar Van der Loo – van den Biggelaar. Omstreeks 1970 en later nog rond 2003 en 2006 zijn er nog drie nieuwe woningen gebouwd tussen de Winkelsestraat 23 en de Capucijnenstraat. Twee daarvan worden bewoond door Van der Loo’s, eveneens nazaten van het echtpaar Van der Loo – van den Biggelaar.


Zie ook 49 De Vorselaar