Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Agnes Franken-Keijzer

Agnes Theresia Keijzer (geb. Tilburg 4-1-1897 – gest. Tilburg 23-1-1974), actief in het Tilburgse verzet gedurende de Tweede Wereldoorlog. Dochter van Jan Isidore Keijzer (1858 – 1940) en Constantia Maria Josephina van Gils (1863 – 1934). Op 8-9-1919 trouwt zij met Arnoldus Joannes Joseph Maria Franken (1880 – 1960). Zij krijgt drie kinderen.

Agnes groeit op in een kinderrijk gezin, zij is vijfde in een rij van elf kinderen. Het gezin Keijzer-van Gils woont aan de Nieuwlandstraat in Tilburg. Haar vader heeft daar een apotheek. Als kind verblijft Agnes enige tijd in een internaat in Oisterwijk. Op 8 september 1919 trouwt zij in Tilburg met Arnoldus Franken, wollenstoffenfabrikant (Gebr. Franken Wollenstoffenfabriek). Eerst wonen zij aan de Spoorlaan 114 in Tilburg, daarna in de Stationsstraat op nummer 20. Daar worden drie kinderen geboren, Frans, Jan en Annemie. In 1934 betrekken ze een woning aan het Wilhelminapark, nummer 36. Vandaaruit leveren Agnes, haar zoon Jan en dochter Annemie in de Tweede Wereldoorlog een bijdrage aan het verzet.


Verzetswerk in de Tweede Wereldoorlog

Wanneer Duitsland Nederland binnenvalt in 1940 is Agnes Keijzer 43 jaar oud. Zij en haar man hebben dan drie kinderen, variërend in leeftijd van 14 tot 20 jaar. In het voorjaar van 1943 ontstaat er een verzetsgroep waar Keijzer en haar zoon Jan deel van uitmaken. In deze groep zijn ook Paula Mandos, frater Frederico van Dongen (‘Ome Frits’), Miet en Net Schijns (buren van Wilhelminapark 34) en Jan Bloemen actief. Later wordt ook contact gelegd met onder anderen Jo Verschuuren en pater Rembertus de Haan (‘Rooie Rem’). Op het dak van de woning van de familie Franken-Keijzer aan het Wilhelminapark (toen Noorderpark genoemd) wordt in de loop van de oorlog een installatie met zendapparatuur gezet om berichten te versturen en te ontvangen.

Keijzer verleent gedurende de oorlog onderdak aan diverse piloten. Zij werkt daarbij samen met Miet en Net Schijns. Vaak slapen de onderduikers bij de dames Schijns en eten ze bij de familie Franken. Eén van de piloten die op deze manier wordt opgevangen was captain John Coleman. Hij komt op 6 oktober 1944 bij Franken-Keijzer en samen met de dames Schijns bieden ze onderdak. Hoe dat in zijn werk gaat beschrijft Miet Schijns in haar dagboek: “Vanmiddag lieten ze van Franken vragen of we niet eens wat kwamen buurten, er was interessant bezoek. En ’t slot was dat we dat bezoek samen weer opnamen, daar in de kost, bij ons huisvesting.” Eind oktober komt daar nog een Franse luitenant-vliegenier bij, Marcel Gallay, die was ingedeeld bij de R.A.F. (Royal Air Force). Vanuit Udenhout komt hij in eerste instantie bij Franken-Keijzer terecht, maar hij verblijft uiteindelijk bij het echtpaar De Cock-Marchand. De beide piloten, die het goed met elkaar kunnen vinden, ontmoeten elkaar regelmatig overdag bij Franken of Schijns voor een praatje of om te kaarten.

Keijzers jongste zoon, Jan, is ook actief in het verzet. Hij begeleidt meerdere piloten naar onderduikadressen, zoals de Franse piloten Jean Ortiz en Pierre Marcel Gallay, die hij bij het echtpaar de Cock-Marchand onderbrengt. Zelf overnacht hij tijdens de oorlog uit veiligheidsoverwegingen regelmatig bij de buren, Miet en Net Schijns. Zoon Frans Franken wordt in het dagboek van Maria Mandos-Knegtel genoemd als medewerker van Paula Mandos ‘in de illegaliteit’. Op welke manier hij deel heeft genomen aan het verzet is onbekend.


Na de oorlog

Agnes Keijzer wordt na de oorlog genoemd wanneer zoon Jan wordt voorgedragen voor een Franse onderscheiding voor zijn hulp aan uit Duitsland ontsnapte Franse krijgsgevangenen: “Zijn moeder Agnes (…) heeft veel zorg aan deze Fransen besteed door voor hun voeding en ligging te zorgen.” In de lijst van pilotenhelpers wordt ook Keijzer genoemd, maar zij krijgt uiteindelijk, om onbekende redenen, geen onderscheiding. Na de oorlog sluit Agnes Keijzer zich samen met haar drie kinderen aan bij de Vereniging Gemeenschap Oud Illegale Werkers Nederland (GOIWN). Deze vereniging ontstaat op 1 oktober 1944 door een samenwerking van plaatselijke kringen van oud-illegalen in de provincies Limburg, Noord-Brabant, Zeeland en het bevrijde deel van Gelderland. In 1946 gaan Jan Franken en zijn zus Annemie naar de Verenigde Staten om piloot John Coleman opnieuw te ontmoeten. Jan houdt een dagboek bij van deze reis.

Op 10 mei 1960 overlijdt Arnoldus Franken, de echtgenoot van Keijzer. Enkele maanden later, in november 1960, verhuist zij naar de Goirkestraat 82. Agnes Keijzer overlijdt op 23 januari 1974 te Tilburg, zevenenzeventig jaar oud.


Auteur: Natasja Zeegers


Bronnen

Regionaal Archief Tilburg, Archief 565, Collectie documentatie Tilburg 1940-1945,

CBG: persoonskaarten

Dagboek Jan Franken

www.genealogieonline.nl

GOIWN

Tilburgse Courant 2-8-1946 (Dank van Amerikaansch vliegenier voor hulp in Tilburg ondervonden)


Literatuur

Mandos, A., Beste [red. Letta Karskens-Postma], Anny & Han, Ad & Joop : dagboek Mandos : bevrijdingsverslag in briefvorm geschreven tussen 8 september 1944 en 9 mei 1945 (Breda, 1996)